Vandaag ben ik
na zes weken in het binnenland, weer achter de berg vandaan. En een beetje vergeten hoe mooi het kan zijn vanuit het weitje. Het melkachtige blauw lijkt gearceerd door deining en wind, hoewel hier en daar getoefd met wit water. Bij aankomst worden de golven dwars over de deining geblazen, zodat ze lijken te draaien, het spiraaleffect van een kapperspaal. Waar je ook kijkt is beweging, sluitend in patronen naar de horizon, naar wens op te roepen structuren, driehoeken en parallellen, zonodig een paard dat door de aanschuimende vlokken galoppeert. Hoe vrijgevig regeert deze grens van rots en water, hoe thuis voelt het na mijn ballingschap. Zelfs de gesluierde zon doorwarmt de bus. Hoe welkom straalt het korstmos van de stenen en van de beloften tussen groeiend groen. Dit is geen land van onbewogen rotsen, maar van gezichten in een vriendelijk volk.
Ik was vergeten
hoe de zee als schuurpapier eruit kan zien, met triljoenen golfjes zo klein. De zee is zo rustig, met kalmten, oliepaadjes, en een deining die uit het niets verrijst naar een hoge panoramarand totdat hij zijn vermoeide kam vergooit. Het water spiegelt een hartelijk lichtblauw en draadjes wolken worden oranje gebloosd door de zon die net boven de Slieve piekt. En dat is nog maar de lyriek van mijn vriesdove vingertoppen. Ik kan wel aan een stuk door halleluajeren, de zee is zo'n onuitputtelijke bron. Nu steekt de zon de branding aan en kerft schaduwen in het schuim, een aalscholver steekt nauwelijks meer dan z'n nek uit, kontje en weg istie. Een wereld boven stoutste fantasie verheven, een schoonheid buiten elke rede om.
Als ik mijn ogen open,
is het zo'n dag met een gouden randje. De lucht drukt uit het oosten, dus daarheen wijst de bus, de achterdeuren nauwelijks op de tocht, met open blik op zee. De golfslag slingert sluiers in de lucht en een luie deining drijft vrolijke gorgeltjes voor zich uit. Zeemeeuwen snavelduikend en opvlagend, verblindend licht tegen het donkergroene blauw, zwerven langs toppen die reiken om het helderst. Verderop en van opzij, haasten de golven zich met een stuifvlag tegen de wind in. En tegen de schemering tekent het strijklicht het dartele water in dansende schaduwen.
Aan de hete schreeuw
van mijn fluitketel kan ik zien dat de wind is gedraaid. Diep in mijn keuken dreunt het beuken van het zware water, alsof we onder vuur liggen. Troepen meeuwen vliegen langs en samen op het rolplateau, murw geslagen door het geweld. De witwaterzone strekt zich uit als een slagveld, smeulend in een mager zonnetje. De ene luifel na de andere steekt op, tuimelt en stoeit naar een luchtig besluit.
De wind blaast zich
tot storm en haar richting zegt me dat ik bij Doolin moet zijn. Eenmaal daar worstel ik me naar een uitzicht op het massief waar de golven op stukslaan met machtig geweld. Het water ploft omhoog alsof een vuurwerk haar sporen afschiet. De zon schijnt in de nevel en portretteert de anatomie van de uitbarsting in verbluffend licht.
Het zijn weer de golven
die me grijpen. Ze zijn ontzaglijk vandaag en ik heb ze bijna allemaal gefotografeerd. Dacht ik. Maar toen ik langs het zicht op Arkeen reed, moest ik wel stoppen om haar stortzeeën te schieten. Ik denk dat geen kunstmatig middel tot zo een rauwe, woeste furie in staat is. Daar wil je niet te dichtbij komen, niet alleen omdat de greep van de oceaan onbeperkt is, maar de opschudding is eenvoudig te groot om binnen je fotokader te passen. Het is verlokkend om ze van nabij met een groothoeklens te nemen, klikkend op impact, maar niet alleen is een stortbad onaangenaam, de afstroom kan je terug in de oceaan trekken. Als je dan binnen in een 20 tons golf op de meedogenloze rotsen wordt gegooid kun je 'dag' met het handje zeggen tegen je 'einde' foto's.
De plaatjes van gisteren
heb ik allemaal vanaf anderhalve km afstand, met mijn telelens genomen. Die van vandaag zijn van wat dichterbij. Makkelzat, je zoekt gewoon een droge plek op, zo dicht mogelijk bij het tumult en je draait nooit de oceaan je rug toe. Er is A-drenaline, er is B-drenaline en er is Zee-drenaline. Zo onverklaarbaar mooi, deze vijandige krachten, het brullen, het rijzen, het jagen en het vergiet. Als ik niet fotografeer, sta ik daar, als een dirigent voor zijn orkest. En als ik mijn armen hef, dan wordt de zee hoog en ik ook.Zojuist was ik buiten om mijn ketel op te zetten, toen ik naar de golven keek, zoals een boer zijn koeien kent.
Gisteren, oh, de maan,
hoewel nog niet vol, was ze heel helder en weerspiegelde in de zee op een manier die ik nog nooit eerder gezien heb. Het leek alsof er zich elektriciteit binnen in het water bevond, heel helder licht, levendig vonkend. Eerst dacht ik dat het bioluminescentie was, maar het was enkel in het pad van het maanlicht. Bioluminescentie heb ik een paar keer gezien op het strand van Vlieland. We namen wat nat zand en gooiden dat in de zee, als een handvol vonken. Eens lichtte de zee op toen we aan het duiken waren in Zeeland. We zaten op de bodem en als we een arm bewogen, volgden lichtsporen.
Mijn gedoe
over de hoogte van de golven en hoe ze de hele dag door donderen, verveelt wellicht, maar zelf was ik zo gebiologeerd door het watergeweld, dat ik er deel van werd. Vanmorgen wilde ik wat zeewater halen voor antiseptisch gebruik en het tij stond al aardig hoog, vooral omdat het haar hoogste stand pas om tien over drie zou halen. Ik wilde mijn 5-liter fles minstens gedeeltelijk vullen, maar het terras onder me liep keer op keer onder water. Dus moest ik wachten en pogingen timen in rustige momenten, maar die kwamen nauwelijks voor. Voor me was een ongerept schouwspel van wit in allerlei gestalten, nuances en bewegingen. Ik bedacht dat mijn groothoek dit allemaal in een keer kon vangen, maar ik kon niets van dit al in mijn fles krijgen. Het is me altijd tot trots geweest om te weten wat voor gereedschap ik tot m'n beschikking heb en ook nu herinnerde ik me de fles die ik onthoofd had om mijn geschilde aardappels in water te bewaren. Hiermee lukte het om ruimschoots water in mijn fles te schenken. Dat was dat, maar het zaad voor het vandaagse ondernemen was gezaaid.
En zo is het gekomen
dat ik alweer de hele dag mijn verstoorde buren fotografeerde. Maar als je een groothoek echt wilt laten aankomen, dan moet je zo dicht mogelijk bij zijn, anders is het slechts een randje in de verte. Nu wist ik dat het tij opkwam en ik stond op een terras, ongeveer anderhalve meter boven het spoelen. Maar als je iets fotografeert dat 50 meter verderop verrijst, turend door de zoeker met één oog en het andere half gesloten, dan heb je geen derde oog meer om het nogal naderende water in de gaten te houden. Dus was ik verrast, niet echt, maar meer lichamelijk, toen ik plotsklaps tot m'n kruis in het water stond. Nu liep ik vaker in zo'n waterval en ik weet dan twee dingen. Eentje is om de camera zo hoog en ver mogelijk van het water te houden als mijn strekken kan reiken. De andere is om te blijven staan. Probeer niet weg te rennen, want dan kun je snel misstappen en op je gezicht vallen. Niet goed voor je camera en dan word je nog natter. Dus overleefde ik dit, eigenlijk vrij gemakkelijk, maar ik was wel kletsnat.
Bovendien vond ik
dat ik genoeg foto's had; iedere hoek, iedere formatie, elke afstand had ik genomen. Dacht ik. Maar toen begonnen de meeuwen langs en onder de kammen van de torenende reuzen te vliegen. Dus nam ik mijn langste objectief en stelde me op bij de ijzeren buis. Deze staat daar langer dan ik weet en droeg vroeger een bordje dat in twee decimalen achter de komma vermeldde voor hoeveel euro’s je beboet zou worden als je hier vuil stortte. Ik heb een 2-liter fles onthoofd en omgekeerd op de buis geschoven, zodat ik mijn camera er zonder beschadiging op kan laten rusten, in afwachting van het juiste moment.
De golven werden echter steeds hoger en kwamen zo dichtbij dat ze mijn keuken raakten, terwijl het nog een uur tot hoogtij zou duren. Het werd tijd om de veiligheid voorop te stellen. Ik maakte de bus klaar om te vertrekken, parkeerde hem op het veiligste plekje met draaiende motor en bleef doorschieten.
Een half uur voor hoogtij
verliet ik het weitje om het spitsuur bij Arkeen te treffen. Ik heb water nog nooit zo zien ontploffen. Ik schoot het vanaf anderhalve kilometer en nog boezemde wat ik zag me angst in puur door de immensiteit van dit alles. Vlak voor Arkeen komt de bodem een beetje omhoog en juist daar struikelden de monstergolven en begonnen voorover te leunen. Dan braken ze precies op de rotsen en knalde het water zo hoog op dat het buiten het fotokader schoot.
Nadat ik de nacht hogerop had doorgebracht
uit angst voor overstroming, reed ik terug naar het weitje. De zon gluurde net over de Slieve en warmde de branding in zacht roze. Tegen de tijd dat ik m'n camera had getrokken was dit al weer weg. Dit gaat weer vaker voorkomen nu de zonneboog steiler wordt en de dageraad kleurt voordat ze tot daglicht wordt. Ik had gisteravond mijn vege lijf niet hoeven redden door het weiland te verlaten. Een aangespoelde wasmiddelfles lag nog op dezelfde plek en de golven waren aanmerkelijk lager en schoner. Het kruimelschuim van gisteren dreef, soms gifgeel, teruggespoeld tot voor de branding en uitgestrekt naar de horizon. Soms lijken opeenhopingen op een schare zeemeeuwen, rustend of boven een school prooivisjes.
Gisternacht was de maan
bijna vol en stond ze in een heldere hemel. Weer lichtte haar pad op en leek elektrisch. Er is iets bijzonders met het verband tussen licht en water. Lichtstralen die water binnenvallen worden 'gebroken', dwz ze veranderen enigszins van richting, zodat, als we ze zien ze nog eens in onze waarneming breken. Waarschijnlijk corrigeren onze hersenen de afwijking, maar een camera registreert het voorkomen 'ongecorrigeerd'. Met beide afwijkingen wordt er wat licht in het water gevangen, net als er bij een diamant door de sterke breking licht binnenin blijft. Daardoor kunnen foto's van rotspoeltjes het magische effect hebben dat het blote oog niet ziet. Wel even gewaarschuwd, dit is DHZ wetenschap.
Hoe dan ook, dat is een mogelijke verklaring voor mijn 'elektrische' waarneming in maanlichtgolven, gebroken licht, weerkaatst vanuit het water.
Dit doet me ook denken aan de foto's die ik heb genomen van helder ondiep water in de zon, stromend of met kleine windgolfjes. De projecties op de bodem tonen versterkt licht tussen de schaduwlijnen. In feite kwamen zo de oplichtende letters van 'Dolphin Address' tot stand, met alle eer aan Carola, mijn 'web mistress', die dit lumineuze idee bedacht.
Eigenlijk,
een paar jaar geleden, voordat de zonnepanelen op mijn dak waren aangebracht, had ik een idee voor een hoogtij-alarm. Ik had een aangespoelde, rose-achtige, rubberen boei met een zwart oog gevonden, die ik, erop zittend, gebruikte als skippybal, zo groot. Ik wilde er een touw aan vastknopen, dat in een lus leggen om de bord-verloren buis met aan het andere eind een serie lege blikjes op mijn busdak. Wanneer het water zou beginnen de boei voort te duwen, en dus te dichtbij kwam, dan zou het touw rond de buis beginnen de blikjes over mijn dak te trekken en mij waarschuwen voor het naderende water. Toen stal een rotzak de boei.
De vermoeide restanten
van uitgespoelde golven zijn gewist door de gevederde toets van een aflandig briesje.
Het hoogwater dat voor gisteren was beloofd heeft een slordig bezoek gebracht aan mijn keuken. Maar buiten het onder water zetten van mijn splinternieuwe kookstel, ik had me nog zo voorgenomen om lekgaten in de visbakbehuizing te boren, was de schade weinig meer dan een rommeltje. Vandaag verzamelen zich zachte grijzen voor het oog dat reikt naar mistige, onzekere verten. De schuchtere deining is slechts een vleugje van de gewelddadigheid van dagen eindeloos tot weken en opnieuw is het toneel geruimd voor het gadeslaan van plotsklappers.