14 januari 2007
In de vorige twee afleveringen hebben we ons geconcentreerd op de bedreiging die een overmaat aan wereldzee kan vormen op het land. Dit keer wil ik de aandacht echter vestigen op een verschijnsel dat minder voor de hand ligt.
Het poolijs dat nog verder zal smelten heeft een beduidend lager zoutgehalte dan het reeds aanwezige zeewater. ‘Im ganschen Grossen’ zal daardoor het zout gehalte der wereldzeeën afnemen. Een gevolg daarvan is dat, zoals wij al sinds Archimedes weten, dat het door schepen verplaatste water minder zal wegen dan voorheen, waardoor schepen dieper in het water komen te liggen.
De gehele wereld vloot zal dus geleidelijk gerenoveerd moeten worden om niet door overslaande golven afgezonken te worden of veel meer aan brandstof te moeten gebruiken voor dezelfde trajecten.
Bovendien zal hierdoor aandacht worden geschonken aan alternatieve en besparender transport methoden. Met name het gegeven dat drijflichamen dieper in het water gaan liggen maakt de aandrijving, waarmee ik de vorige zomer experimenteerde met mijn kegelB-O-A-T economisch interessant.
Doordat zich een grotere hoeveelheid water boven de drijfvleugel bevindt zal deze in de omhoog slag voldoende weerstand afwentelen om de neerslag te balanceren en dus stabiel voort te gaan.
Uiteindelijk zullen de besparingen in transportkosten, met name daar waar het energieverbruik aangaat, bijdragen tot een schoner milieu en wellicht weer tot aanvriezing van de poolkappen leiden. Ik durf te stellen, op gevaar af dat ik van milieu terrorisme wordt beschuldigd, dat het een kniesoor is die daar op let. Bovendien zal iets dergelijks duizenden jaren in beslag nemen en kunnen andere kosmische ritmen en verschijnselen veel ernstiger problemen veroorzaken. Ik citeer in deze graag mijn psychiater: ‘Laten we voorlopig een dag per dag afwerken, mijnheer Ploeg’. Ik kan niet anders dan me geboeid bij voornoemde zielkundige aansluiten.
Jan Ploeg, Eindhoven, 14 januari 2007
print versie