De watervleugel: Dolfijn-zwemmen
Zou je willen zwemmen als een dolfijn? Met een monovin aan je voeten kun je een stuwkracht opwekken waarmee je gemakkelijk half boven het water uit kunt komen en met een watervleugel kun je de wendbaarheid van een dolfijn vrijwel evenaren.
Verhoudingsgewijs is zwemmen nauwelijks haar moeite waard. Wij mensen zijn er gewoonweg niet op gebouwd en het overgrote deel van onze inspanningen gaat verloren in nutteloze golven en vertragende wervelingen. Water is over één kant te vluchtig om je effectief tegen af te zetten, maar het biedt anderzijds weer te veel weerstand voor een vlotte doorgang.
Geoefende zwemmers kennen de stuwkracht van zwemvliezen. Het lijkt alsof alleen de benen d.m.v. de monovin, voor de voortstuwing zorgen, maar de monovin is méér dan een groter stuwvlak. De betrekkelijk eenvoudige symmetrie tussen links en rechts wordt verlaten voor het veel verfijndere samenspel tussen armen en benen.
In de wedstrijdsport is het niet toegestaan om iets in de handen te houden, m.u.v. een persluchtflesje bij het onderwater zwemmen. Wedstrijd zwemmers bewegen zich vrijwel uitsluitend langs rechte lijnen. Daar worden de armen voorwaarts gestrekt en de handen in elkaar gesloten, als zouden ze niet van nut voor de voortbeweging kunnen zijn en hooguit ter stroomlijning van het lichaam kunnen worden ingezet.
Met de watervleugel kunnen meerdere functies worden gecombineerd. De vleugel snijdt voorwaarts met geringe weerstand door het water. Op- of neerwaarts bewogen ondervindt ze haar grootste weerstand. Onder diverse hoeken op- en neer bewogen duwt ze daarmee wisselende hoeveelheden water naar achteren, wat resulteert in voortgang. De op- en neerslag van de vleugel gaat vrijwel gelijk met die van de monovin. Hierdoor blijft het lichaam in balans. De monovin wordt tegen de vleugel afgezet, terwijl de vleugel tegen de mono wordt afgezet. Dit ‘afzet voordeel’ ligt in dezelfde orde als het verschil in krachtuitoefening bij bijvoorbeeld het verplaatsen van een zware kast mèt afzet tegen een muur of zonder. De ‘muur’ blijft bij de vleugel/mono afzet echter ‘meelopen’.
De op- en neer uit(kantel)slag van zowel monovin als watervleugel kan verschillende effecten hebben. Hoe groter, sneller en krachtiger, hoe sneller de voortgang, tot aan het punt dat deze zoveel weerstand oproept dat de uitslag van de vleugel moet worden verkleind, of zelfs moet worden beperkt tot een ‘stationaire’ afzet voor de mono.
Anderzijds kan, wanneer bv. de kwetsbaarheid van een natuurgebied daartoe noopt, overgegaan worden tot het enkel onder kantelende hoeken op en neer bewegen van de watervleugel. Hoewel de mono niet wordt bewogen, zijn de krachten die er beurtelings op worden uitgeoefend wel degelijk te voelen.
Het sturen met de watervleugel is hoofdzakelijk een ervaringsonderdeel. Er moeten soms grote krachten op de vleugel worden uitgeoefend bij allerlei manoeuvres. Door één hand op de handgreep in het midden te laten en met de andere een vleugeltip te pakken, kan door de hefboomwerking aanzienlijk meer kracht worden uitgeoefend.
Een fenomeen apart is dat de vleugel een ‘baan’ zoekt. Je hebt daardoor minder lood nodig dan bij duiken.
Al met al maken de monovin en de watervleugel het voorheen vluchtige water veel tast- en hanteerbaarder. De lichaamsenergie kan veel efficiënter worden aangewend en aandrijving en besturing vindt vaak gecombineerd plaats.
Hieronder volgen een tiental beschrijvingen van specifieke toepassingen van de combinatie van monovin en watervleugel.
Zwemgestalten met monovin en watervleugel
- Zwemmen aan de oppervlakte. De minst efficiënte manier van voortbewegen in water, omdat er veel energie verloren gaat door de vorming van golven.
- Opduwen. Bij dolfijnen heet dit ‘spyhopping’. Zo kun je boven water rondkijken, bijvoorbeeld of er ergens duikbellen bovenkomen, om even op bezoek te gaan.
- Snelduiken, ondiep. Snelheid maken en met de vleugel naar beneden sturen.
- Snelduiken, diep. Vanuit stilstand de vleugel tot verticaal onder je duwen, je lichaam hoeken en je achterwerk boven de spiegel uit duwen. Vervolgens de vleugel heffend naar beneden sturen.
- Volwater zwemmen, d.w.z. onderwater. De meeste zwemslagen zijn alleen geschikt om aan de oppervlakte te worden uitgeoefend. De enige uitzondering hierop is schoolslag.
- W.I.G., staat voor ‘Wing In Ground’ en komt uit de vliegtuig wereld. Het verwijst naar zo laag vliegen dat er een ‘drukbed’ ontstaat tussen het vliegtuig en de grond. Iets dergelijks gebeurt wanneer je vlak over de bodem glijdt en hierdoor zwem je lichter en sneller.
- Enkelvleugel. Om begroeiing te sparen werk ik me met diepere vleugelbewegingen voort. Ook al doe ik niets met de mono, ik voel de krachten die ik er beurtelings op uitoefen. Zonder mono heeft de watervleugel geen effect.
- Keren, zowel aan de oppervlakte als er onder. De watervleugel wordt verticaal dwarsgezet. De waterweerstand is nu maximaal. Je trekt je hier als aan een paal langs, totdat je met je hele lichaam de andere kant op ligt. Hierbij houd je de mono zodanig, dat deze de minst mogelijke weerstand oproept.
- Stijgslag. De vleugel vanuit gestrekt boven je hoofd met kracht naar beneden brengen. Onder direct weer in stroomlijn brengen. Zonodig herhalen.
- Improviseren. Voor zoeken of oriëntatie op bewegende doelen, zoals vissen en dolfijnen kan ik enkel gezond verstand aanbevelen en veel plezier wensen.
print versie