03 november 2005
Tegenwindige stuifgolven storten in brede rijen over de landrem terwijl regenzwangere kruipwolken buiten adem aan de Slieve lijken te kleven. De storm gilt om mijn deuren en toetert op het open einde van de achtervanger. Als het even droog is ga ik snel poepen, maar de drizzard slaat koud en door dringend toe, over waterspoeling niet te klagen.
Onderweg al niet anders. Asdiepe plassen werpen een boeggolf tot over het
dak als de bus er meedogenloos induikt. Soms rijd ik even op met een stroompje dat nijdig kolkend haar overlast naar de zee haast. Overwoekerde ruines staan langzaam op te lossen in de tijd.
Bovenlangs van Doolin naar Lahinch door roestbruine veengrassen en altijd groene biezenvelden, een gesluierd panorama, doorwonden met een opglinsterend buitenoeverend waterlint in een verdwaalde zonnestraal. Altijd weer spannend langs de zelfmoord collie bij de oude fiets. Druipende richtingborden met opgewekte wandelmannetjes onder voortijlende zeilwolken, inkomend als een deksel op een duinpannetje.
Even in de file door Lahinch waar met rustige reuzenschreden de surf op maat gebracht wordt door de uitgestrekte zanden. In de 'travellers' kreek staan uitgewoonde mobiele zigeuner dozen te schudden in de wind. Onwillekeurig moet ik altijd even bukken onder door de oude spoorwegbrug en slinger uit mijn middelpunt door de wrede haak daarop. De ruitenwissers maar op interval, als het even niet van boven komt stuift een tegenligger de voorruit wel vol.
Ik schat de golven in de Boothuis Baai op anderhalve meter. Zoals bekend meet je ze op de kant naar de lengte van je lichaam, maar in het water naar de hoogte van je hoofd, waardoor ze gevoelsmatig ruwweg acht, keer zo hoog worden. In drie weken heb ik 13 jaar ervaring neergelegd in de laatste versie van de watervleugel. Deze is op gebruikersmaat gemaakt. Het is een instrument geworden met oneindige mogelijkheden, dat je, als bij muziek moet leren te bespelen. Geen stofje van dolfijn te bekennen tussen de naakt geranselde kliffen. Dan maar, net als vroeger in het Veenmeer, mijn eigen dolfijn uithangen. Waar ik meer weerstand en daarom ook meer stuwkracht verwachtte snijd ik met onvermoed gemak door het woedende geweld, op weg naar 'Two bottle island'.
Plotseling bellen vlagen, ben ik uit mijn koers geblazen? Warempel, ik ben er al. Ik kan het wel uitschreeuwen van geluk, maar dan loopt mijn snorkel vol, dus laat ik mijn vreugde koelen door de kille wateren. Een geringe uitslag voor een mens, maar een oceaan dichter bij de dolfijn. Ze laat echter verstek gaan op mijn feestje. Even met een gemakje naar 12 meter, waar de eeuwige rust heerst. Waaien de bomen in het bos ook heen en weer als er niemand is? Ik denk van wel, maar van de golven weet ik het zeker.
Bij de uitstap wordt ik keer op keer uit mij evenwicht geslagen. Maar ik heb het beste houvast in mijn handen. Het is me wonderschoon duidelijk geworden: de watervleugel is na 13 jaar volwassen geworden. Het moment is gekomen om er patent op aan te vragen.
Jan Ploeg, Fanore Weitje, 03 november 2005
print versie