Deel 26
Karen bleek helemaal niet rechtstreeks terug naar Kopenhagen te zijn gegaan, maar was nog een maand in Israël gebleven. Toen ik in Ein Geddi zat, was zij in Eilath. Inmiddels had ze haar eigen appartement in Kopenhagen en nodigde mij met veel liefs uit. Ik kon zelfs bij haar komen wonen. Een leven vol liefde lachte me toe. Ik duizelde het postkantoor uit, waar twee brutale rotjochies om postzegels stonden te bedelen. Plotsklaps was de wereld weer mijn vriend, toch? Nooit was ik blijer om iets weg te geven. Ik scheurde de zegels uit de envelop, 'Bevah kesha', asjeblieft, 'from Denmark'. Hebzucht overwonnen door dankbaarheid. Ik ging naar Denemarken, hoe eerder, hoe nu meteen.
Mijn geldelijk bezit liet zich enkel uitdrukken in Israëlische ponden en de centen daarvan, agorats. Dat was in Israël geen probleem, maar als je er uit wou, wel. In Tel-Aviv kwam ik kennissen uit Eilath tegen en die wisten er wel raad mee. We gingen voor een niet al te chic hotel staan en schoten de eerste Amerikanen aan die naar buiten kwamen. Het was meteen raak, wisselen moesten ze toch en ze waren maar wat blij mij te helpen. En zo wisselde ik tegen de officiële koers, die dicht bij het dubbele van de zwarte markt lag.
De volgende dag, in Haifa, liep ik Steve tegen 't lijf en wij vierden ons afscheid. Ik had een klein stukje hasjiesj, meer als souvenir, in plastic gewikkeld en aan de onderkant in een tube tandpasta gerold. ‘S avonds liep ik, met Steve, het haventerrein op om aan boord te gaan. Bij de toegang hingen een paar duistere figuren rond. Ze fluisterden dat ik bij hun een flesje kon kopen voor 10 pond en het vervolgens voor het tienvoudige kon verkopen op een bijgeleverd adres in Athene. Ik redeneerde: of je wordt er voor gepakt, of er zit water in, of je wordt alsnog genept in Athene en besloot:
'Thanks, but no thanks.’
Direct daarop gevraagd aan Steve:
'So what is 'Spanish Fly’’?. ('So what's an aphrodisiac?').
Hij vertelde me ook, zonder van mijn smokkeltje te weten, dat verstopplaatsen als tubes de eerste waren, waar de douane naar keek.
Jan Ploeg
print versie