Deel 25
Een ander plan was om de woestijn in te gaan. In de Negev woestijn worden Jordanië en Israël gescheiden door een vallei waar vroeger de Jordaan via de Dode Zee zijn loop lijkt te hebben voortgezet naar de Rode Zee. Wij volgden deze vallei eerst noordwaarts en sloegen westwaarts de bergen in toen we zeker waren Eilath achter ons te hebben gelaten. Ook hier weer hopen gruis, maar hoe hoger we kwamen, hoe gaver de rotsen werden.
We kwamen bij een enkele piek, die met enige behendigheid neembaar leek. Het was een hele klim, maar we werden beloond met een oud-testamentair uitzicht. De ondergaande zon kleurde de bergen van Jordanië in tinten die liepen van bloedrood tot het diepste purper. We genoten tot het bijna donker was en omdat een afdaling bij nacht veel te gevaarlijk was, brachten we de nacht door op Piek Purper. We hadden ons goed voorbereid op een nacht in de woestijn en sliepen als helden.
Ik gaf maar weinig geld uit in Eilath. Het eten in East Village was meer een kwestie van werk dan van geld en de enige aanvulling die ik me permitteerde was zowel verrukkelijk als spotgoedkoop, de Falafel, een beursvormig broodje met daarin gefrituurde kikker-erwteballetjes, gemengde salade en saus naar keuze. Verder een paar pond voor de huur van snorkel, bril en flippers en af en toe een pakje goedkope sigaretten, waar een straaljager op stond afgebeeld en die ovaal in doorsnee waren, zodat je er mee in je mond kon glimlachen zonder valse lucht aan te zuigen.
Toch begon mijn portemonnee een beetje te knijpen, in ‘t bijzonder mijn gevoel voor rechtvaardigheid, want ik had nog steeds mijn geld van Timna niet gekregen. Toen ging er het gerucht dat de koppelbaas in kwestie op het punt stond om voor onbepaalde tijd naar Cyprus te vertrekken. We hielden krijgsraad met een stuk of dertig lotgenoten en 's avonds toen het donker was, staken we fakkels aan en trokken op naar 's mans huis. We kregen ons geld 'makkelzat' en vierden dit met een vreugdevuur.
De plotselinge vermeerdering van mijn bezit veranderde weinig in mijn bestaan; hooguit het onbehaaglijke gevoel het weer kwijt te raken verwarde me. Met enige regelmaat informeerde ik op het postkantoor of er nog Restante voor me was. Mijn verbazing was groot, maar vele malen groter mijn geluk toen ik de brief las die Karen me gestuurd had.
Jan Ploeg
print versie