Deel 9
's Morgens, om een uur of zes, opende ik mijn ogen, midden in Istanbul. Een paar minuten later stond ik wat beduusd bij te komen in een stad die allang wakker was. Ik liep wat rond en wenste dat ik duizend ogen had. Ik schoot een haargenoot aan en vroeg hem naar de 'scene'. Hij wees me het theehuis tegenover de 'Blauwe Moskee' en op de hubbly bubblies na leek het alsof ik terug was in Amsterdam.
Vlakbij was een spotgoedkoop hippiehotelletje en overal kon je bijna voor niks eten. Ik leefde daar van zo'n rijksdaalder per dag en kocht een ticket voor Haifa voor over veertien dagen. Hoewel ik regelmatig in het theehuis uithing, maakte ik ook lange zwerftochten door de stad. Ik raakte snel gewend aan inhaal manoeuvres van auto’s via het trottoir, kon niet genoeg krijgen van Turkse muziek dat viel en zich verhief met wolken violen en at me ziek aan walgelijk zoet oriëntaals gebak. Ik verrichte verplichte nummers als de Blauwe Moskee, Topkapi en de Kasbah, genoot van vergezichten over de Bosporus en bracht een mislukt bezoek aan een Turks bad, omdat iemand per se mijn rug wilde wassen en ik niet.
Zelfs heb ik in een film gespeeld: rijke familie, dochter van huis weggelopen, ouders op zoek. Ze komen bij een verdorven hippiefeest, waar wij uitzinnig aan het dansen zijn en zien hun oogappel door een glazen deur. Ik zie nog de oprechte ontzetting op hun gezichten, plat tegen 't glas. Een ook Nederlands meisje en ik werden zelfs uitverkoren voor close-ups van verwording, omdat we in spontane overgave dansten. De opnamen vonden plaats op een cruise schip, dat was afgemeerd in de Bosporus en we werden gehaald en gebracht met snelle boten, yihaa. De film heb ik helaas nooit gezien, was ook duidelijk voor inwendig gebruik.
Op een avond was ik op mijn hotelkamer met mijn roommate Jonathan. Hij vroeg me of ik wel eens hasjiesj had gerookt. Vanaf het moment dat ik Kopenhagen in kwam is het me aangeboden, net als LSD, heroïne, amfetamine, noem maar op. Thanks, but no thanks.
Maar hij als eerste, vertelde me en stelde me gerust, heeft m'n argwaan gesust en bevrijdde m'n nieuwsgierigheid.
Midden in de kamer hing een gloeilamp aan een snoer met een blikje er omheen als lampekap. In dit blikje waren tientallen gaatjes geprikt, waardoor het licht als vlekjes geprojecteerd werd op de wanden. Wij rookten om beurten een pijpje met een lange dunne steel en een koperen kopje, zo groot als een cent. Na twee pijpjes vroeg Jonathan of ik al iets voelde. 'Nu al?', dacht ik en zei 'nee'.
'Well then, watch this' en hij tikte met zijn vinger tegen het lampblikje. In plaats dat de lichtvlekjes bewogen leken de muren heen en neer te gaan. Dit was geen speciaal effect meer, dit was een andere werkelijkheid.
Jan Ploeg
print versie