Deel 8
Die avond kwam ik aan in de jeugdherberg van Salzburg en trof Caroline, een pittig Australisch meisje dat in haar eentje Europa had 'gedaan' en nu op weg was naar Teheran. Omdat Istanbul die kant op was besloten we samen te gaan. We liftten de hele dag door de smeltsneeuw en passeerden tegen de avond de stad Graz. Vlak voor de Joegoslavische grens lukte het niet meer. We zochten schuil voor de nacht in een nieuwbouwhuis. Het had dak noch ramen, maar we lagen tenminste uit de wind. Het werd steeds kouder, dus braken we weer op en gingen een aantal boerderijen langs voor onderdak, maar overal hoorden we honden huilen. Totdat we op een zolder mochten slapen waar zelfs een kachel brandde.
De volgende dag nog maar net aan de weg en er stopten twee Mercedessen voor ons. Met ovale nummerplaten. Dat had iets met exportbelasting te maken en betekende vooral dat ze ver gingen. Het was Teheran en te mooi om waar te zijn. Vijf kilometer verderop stopte de voorste auto abrupt en tuimelde Caroline uit het opengeworpen portier. Mijn chauffeur, the good guy, slaakte een diepe zucht en hief de handen ten autodak ter verontschuldiging van zijn genotslasterlijke partner.
Die avond bereikten wij Zagreb. Caroline kon nog een paar honderd kilometer verder mee, maar ik wilde een zakenrelatie van mijn vader, mijnheer Zerjavic, die ook wel eens bij ons logeerde, op zoeken. Maar volgens zijn huishoudster zat dhr. Z. in Ethiopie en ik kwam er niet in. 's Nachts in een obscuur, maar lachwekkend goedkoop hotelletje en de volgende dag leerde ik al heel snel Joegoslavisch: Lag er een koe in een weiland, dan wees ik en zei: 'Dobre', dat betekent: 'Goed'.
Evenzo voor kerken en benzinestations. De macht van het Goede is menigvuldig. Toen de weg aftakte richting Bulgarije, wees ik: 'Dobre'. Hij stopt, ik stap uit, hij geeft mijn rugzak aan. 'Dobre', ik steek mijn hand op, 'Dobre' en doe het portier dicht. Geen kwaad woord.
Van de lift die toen kwam herinner ik me niet zoveel, omdat ik tegen mijn gewoonte, maar op aandringen van de bestuurder, zeker de helft van de duizend kilometer naar Istanbul achter in de stationcar heb liggen slapen. Wel dat we in Sofia stopten. Hij moest voor zaken en we spraken over vier uur af. In een café dat ik argeloos binnenstapte werd ik compleet belegerd door studenten die me vroegen wat een dokter, advocaat of econoom verdiende in Holland. Ook wilden ze allemaal m'n adres, maar ze zijn nooit gekomen.
Jan Ploeg
print versie