Deel 5
Om dit alles te bekostigen had ik de positie van casserolier verworven bij restaurant 'Regnbuen', het duidelijk chicqste van de hele stad. Ik at daar vorstelijk gratis, maar heb er wel een paar huishoudhanden opgelopen. Een ernstig voorval viel daar voor: de koks hadden de hele middag aan een reusachtige salade in de vorm van een vis gewerkt. Joh ma, ar dat was geen gewone salade en dat vond iedereen wel, want we stonden bijna aangetreden afscheid te nemen toen ie het restaurant in rolde. Nog geen half uur later kwam het gourmetierig terug, licht aangevreten en een paar peuken erin uitgemaakt. Die avond werd er beduidend minder gelachen want we hadden allemaal zwaar de pest in.
In Oslo ontmoette ik Paul, van origine Hongaar, en student in Delft. Een echte vrouwenversierder, hiertoe uitgerust met een foklok, plenty immorele charme en een uitzonderlijk wervend repertoire. We hadden twee vriendinnen bereid gevonden ons te begeleiden door Oslo by night. Paul had direct zijn keus al laten vallen op de meest voloptueuze zodat mij het rode wollen jurkje overschoot. Ik was prima gelukkig met Marianne, maar zag mijn vers geluk heenwieken toen Kirsten onverwacht de stoep opstapte van haar ouderlijk huis en met een kwiek 'hee' de zware 17e eeuwse buitendeur achter zich dicht trok. Vrijwel onmiddellijk begon Paul Amor's pijlen op Marianne af te vuren en net toen ik gelaten een excuus wilde verzinnen om 't laatste restje eer, sloeg Marianne haar armen om me heen en zoende m'n verbaasde lippen. Even later liepen we naar de camping, terwijl Paul ontgoocheld naar het centrum terug beende voor een herkansing. Deze verukkellijke versie van gerechtigheid raakte me danig. En natuurlijk ook omdat ik de volgende morgen alle haringen overnieuw de grond in moest slaan.
Van de weg terug naar Kopenhagen herinner ik me alleen nog dat we van Noorwegen naar Zweden weer links moesten rijden en dat dit goed ging. Voor de rest leefde ik enkel met de angstaanjagende verrukking dat ik weldra met Karen naar Israel zou gaan, of niet, dat wel. Op de afgesproken dag en het afgesproken uur stond ik bij de afgesproken bank in de Hovedbanegaden te wachten op Karen die niet kwam. Toen ik uren later de zoveelste gestalte in de verte met mijn ogen had gekneed tot Femma Morgen-gaan-we, schoot ik mijn stoutste gympen aan en ging naar haar ouderlijk huis. Een wel heel schichtig broertje kwam aan de deur en zei me dat Karen al een paar dagen eerder vertrokken was, naar Israel, dat wel. Geen reden, geen briefje, alleen een bedremmeld broertje dat er ook niks aan kon doen. Als man alleen weet je het dan wel, hoewel, misschien zat hier toch iets anders achter, vanwege dat broertje.
Bijna ontroostbaar zocht ik de straat op en tekende zonsondergangen. Er viel een dubbeltje in mijn dankbaarheid, maar ze was Deens en bood me koffie aan met mijn favoriete gebak. Marie Violetta Munch uit Gentofte, de zachtste plaatsnaam in mijn atlas. Ze beweerde de kleindochter te zijn van de Noorse schilder, was zo gek als een deur, maar toen ik daar doorheen was, ging er een wereld voor me open. Ze was overal op aarde geweest en ik hing met mijn oren aan haar lippen. We spraken af vrienden voor het leven te blijven en ik ging terug naar Groningen.
Jan Ploeg
print versie