Een paar week geleden antwoordde ik iemand die bezorgd was over mijn veiligheid: ‘Meestal kom ik levendiger uit het water dan toen ik er in ging’. Ik zou daar nog even op door willen gaan.
Ik ben behoorlijk aan het eind van mijn latijn. Mijn nieraandoening maakt me langzaam kapot. Ik sta nu 5,5 jaar op de transplantatie wachtlijst en ben van rotsrenner tot winkelwagenwandelaar geworden. 50 meter lopen vermoeit me tot een rust van vijf minuten en mijn leden voelen als lood. De enige plek waar ik me nog geriefelijk voel is waar ik m’n gewicht kan afleggen. Ironisch genoeg moet ik me daar zelfs zwaarder maken, met 8,5 kilo. In het water. Om je een idee te geven hoe het voelt om zwaartekracht spitsroeden te lopen van de allerlaatste beschikbare parkeerplaats naar de slipway in volle bepakking.
De laatste voorbereiding bij de slipway neemt ongeveer 10 minuten, waarvan het leeuwendeel gaat in het aantrekken van mijn monovin. De wetenschap dat dit eerder gelukt is verschaft het doorzettingsvermogen om deze schijnbaar hopeloze onderneming te volbrengen. Ik heb daartoe een uitgebreide verzameling wrik-, duw- en trek trucjes ontwikkeld. Het feit dat mijn voeten vaak zijn opgezwollen doordat ik vloeistof vasthoud komt daar nog bij. Voor mijn linkervoet heb ik een lepel nodig, die ik in mijn mouw bewaar. Dan heb ik een stroef stukje slipway nodig om mijn geschoeide linkervoet op af te zetten, zodat ik mijn rechtervoet er in kan duwen. Met mijn rechter wijsvinger in de hiel en de nodige wrik-, duw- en trek trucjes en een zucht van opluchting glijdt mijn hiel er in.
Na kap, masker en snorkel ben ik zover om op mijn armschommel kontgewijs richting water te werken. Als het rustig water is kan ik me dichtbij de waterlijn voorbereiden en hoef maar een klein eindje te gaan. Als de golven hoog opspoelen is het een stuk verder kontjen. In dat geval kies ik een plek dichtbij een met zeewier overgroeid deel van de slipway, ga op de watervleugel zitten en glij naar beneden.
Behalve dat dit mijn zitvlak spaart wordt ik zodoende gelanceerd in het magische moment dat ik mijn gewicht kwijt raak. Ik vier deze kosmische opluchting graag door gewoon stil te liggen en te drijven in de verrukking. Langzaam kom ik in de glij, zie de bodem onder me bewegen, mijn lichaam golft met een tikje gratie en harmoniseert met de golven die me dragen om kinetisch op te lossen in de oceaan. Daarbij ontwikkeld zich een nieuwe vlucht van gedachten, zo gewichtloos, wild en ongebreideld als mijn dierlijke aanwezigheid, maar vruchtbaar, open en een welkom aan alles wat me door de geest gaat.
ik heb ooit wel geëxperimenteerd met het opnemen van inzichten die opborrelden vanuit mijn diepte, op een dictafoontje (DA 2009, ed 26) en in het microfoontje van mijn video camera, doch vergeefs. Het lijkt alsof deze opbloei aan inzichten bedoeld is om zich te vertakken als ondergronds mycelium, op wiens vruchten ik stoot door spontane herinnering en associatie. En dan, soms heel plotsklaps, is er de dolfijn.
Dusty, Jane en een beetje Trevor
Sommige mensen denken, dat na 30 jaar, ik alles van dolfijnen weet. Dat doe ik niet, kan ik niet en zou ik zelfs niet willen. Dusty en ik kennen elkaar nu 15 jaar en ze heeft me zo vaak versteld doen staan van het onverwachte, dat ik al lang geleden opgehouden ben haar te analyseren als een samenhangend geheel, omdat ik zo veel meer zie met een zo open geest als ik kan opbrengen. Wat je niet kent, je niet bewust van bent, is zoveel moeilijker te onderscheiden. Dat is waar mijn video’s van pas komen. Dat zijn niet enkel reserve herinneringen, maar schatkamers, kleine triomfen om te ontsluiten in comfort en welwillende uitpluizerij.