Oké, de Bultrug-watervleugel was geen instant succes. De hefbomen werkten niet, de scharniering bleek zinloos, hij was te breed, hij had te veel drijfvermogen, kortom, ik heb een oude boogvleugel gereanimeerd om deze zomer toch nog een beetje uit de vinnen te kunnen.
Mijn denken over de bultrugvleugel sijpelde langzaam door. Hij moest eenvoudig verzwaard worden✹, maar hoe en waar? Het handvat had ik eerder al uitgehold en er gesmolten lood in gegoten, maar deze ruimte was bij het versmallen grotendeels verloren gegaan. Omdat ik een peperduur zakje korreltjeslood had gekocht speelde ik met de gedachte om aan alle vier weerszijden (voor/achter+links/rechts) op precies dezelfde plaats van het midden voren uit te gudsen en die met gesmolten lood te vullen. Dat zou een heleboel ultraprecies werk betekenen, waarbij het ingieten van de juiste hoeveelheid lood, vanwege het snelle stollen, nog het ondoenlijkst leek.
Het eenvoudigste leek toch om het gewicht in het midden te bevestigen, maar het mocht mijn handen niet in de weg zitten. Ik bedacht een aantal vormen waarin ik het lood kon buigen, gieten of inleggen, maar eerst moest ik weten hoeveel lood de vleugel nog net niet liet zinken.
Achteraf lijkt een ingeving veelal logisch. Ik had nog een kilostuk duiklood en een reserveduikgordel. Ik gespte het duiklood zo vast mogelijk aan het handvat, wikkelde de rest van de gordel eromheen en stak deze vast met een haarspeld. Het zwemmen ermee was een openbaring. De vleugel zwom superlicht en was moeiteloos wendbaar.
Zo'n blok lood heeft natuurlijk wel weerstand in het water. Bovendien was het geen gezicht. Hoe zou ik dit nu over het midden kunnen verdelen. Soms heb je een beetje geluk nodig, heel soms een heleboel pech. De tweede keer dat ik met het blok lood zwom, was tevens de laatste. Bij een robuuste manoeuvre brak de vleugel op het handvat in tweeën. Ontgoocheld zwom ik terug naar het stenen piertje en Dusty zwom met me mee.
Hoe nu? Ik kocht twee stalen lengtes (24x450 mm) en schroefde die aan weerszijden over het handvat op de bladen. Het oppervlak dat dit besloeg, diepte ik uit met gudsen, dubbeldiep, dan kon er ook een regel lood onder de stalen verbindingen. Was dat probleem gelijk mee opgelost!
Dat was een behoorlijk karwei, mede omdat ik op White Strand niet over een tafel met bankschroef beschik. En dus alles op mijn knieën op het trottoir moest doen.
Het resultaat was er niet naar en ik dacht dat dit kwam omdat er niet genoeg lood in zat. Dus kocht ik een heel blad lood en zette me weer aan de tekentafel. Uit dit lood sneed ik een vlak dat het midden bedekte. Dat bleek te zwaar, de vleugel zonk als een baksteen. Dan maar links, rechts, achter en voor gelijke stukken eraf. Na een paar keer proberen bleef de vleugel drijven, maar één helft stak een stuk hoger uit het water dan de andere. Ik begon van de zwaarste helft stukjes lood voor en achter af te snijden. Telkens bekeek ik de drijfbalans in een strandpoel. Uiteindelijk had ik vrijwel alle lood aan de zwaarste kant verwijderd, maar de vleugel dreef nog niet helemaal in balans.
Het zwemmen haalde het niet bij dat met het loodblok in het midden. Het werd me duidelijk dat al het gewicht in het midden moest, zonder dat het mijn handen in de weg zat en zo gestroomlijnd mogelijk. Ik verwijderde het lood onder de stalen regels en berekende hiervan de oppervlakte. Daarbij een schatting van het oppervlak dat de vleugel net niet deed zinken en ik zou de maximale oppervlakte lood weten die ik kon gebruiken. Een omwinding van een lange smalle reep lood leek me niet ideaal. De randen konden mijn handen tot last zijn en de stapeling zou niet erg stabiel zijn.
Toen kwam het idee om de reep lood steeds breder te laten worden, zodat ik de bovenranden steeds over de onderliggende kon ombuigen. Zo krijg je een wikkeling die voortdurend over de vorige valt en die ook niet verschuift omdat ze elkaar opsluiten.
Gisteren heb ik hiermee voor het eerst gezwommen. Toen ik naar het water liep, voelde ik de balans van de vleugel als een persoonlijke felicitatie door hare Zwaartekracht zelve. In het water kon ik vanuit mijn midden zwemmen, waarbij ik de vleugel moeiteloos kon wenden en precies de stuwkracht kon doseren naar het gewenste moment.
Ik weet het, ik heb vaker met geestdrift kond gedaan van ontwikkelingen van de watervleugel. Maar deze verheft me rechtstreeks naar de dolfijnenhemel.
✹het lijkt misschien zo dat hoe lichter het materiaal is dat je voor de vleugel gebruikt, des te gemakkelijker je zwemt. Maar je moet wel uitgaan van hetzelfde volume, want een vleugel die dunner is dan 4 cm is niet meer geschikt. Deze verplaatst dezelfde hoeveelheid water, maar het drijfvermogen is groter, dus moet er meer lood aan. De vraag is nu dus: hoe licht kan een watervleugel zijn en hoeveel lood moet er dan aan om de vleugel hanteerbaar te houden? Zodat ie niet bij de geringste onbalans aan de lichtste kant omhoog wil. Het theoretische antwoord is: het gewicht aan water dat de vleugel verplaatst minus het eigen gewicht. Hierdoor kun je dus experimenteren met bredere en/of langere vleugels. De enige limiet lijkt dan het oppervlak dat nog met spierkracht kan worden voortbewogen. Maar vervorming, bijvoorbeeld dat bij hogere snelheid de oppervlakte van de vleugel kleiner wordt of dat de weerszijden meer naar achteren gaan staan, wordt dan een optie.