Er staat een straffe bries, waaruit samen met de deining en de terugloop van het aangespoelde water, klotsgolven ontstaan. Deze laten zich gemakkelijk aanzien als de rugvin van een dolfijn. Pas dit plaatje in de geest van grage zwemmers en het voldoet aan alle criteria van ‘wishful watching’. Met andere woorden, na een uurtje kijken zie je overal dolfijnen. En toch, als je de ware ziet, is er plots geen twijfel meer mogelijk. Onmiddellijk verstuur ik de reeds ingetoetste tekst ‘She’s here’ naar een paar geestgenoten.
Ik heb alles al klaargelegd. Het is altijd even hard werken om in mijn pak te komen, maar dat gaat een stuk gemakkelijker nu ik het alvast heb ingespoeld met conditioner. Vanaf de wal zie ik al dat de boot ondersteboven ligt. Van deze afstand heeft-ie wel iets van een dolfijn met een feestneus. Af en toe kaatst het zonlicht er op. Voorlopig is het wachten op Hare Majesteit, maar de golven kanjeren genoeg om er, als ze wegblijft, later een ritje op te maken. Mocht ze dan toch nog komen opdagen dan is ze een bonus.
Gisteren regende het de hele dag en stond er een ongenadig harde wind recht op de baai. De anders hagelwitte branding was afstotelijk geel-bruin. Toen ik er in ging was het hoog water en dan moet je goed weten hoe je dat doet. Er ligt hier een rotsvinger die een eind in het water uitsteekt. Deze breekt niet alleen de branding, maar geeft ook houvast als je er langs loopt over rondgeslepen en verraderlijk gladde keien totdat je het zand oploopt.
Het zicht was nog geen 30 cm, maar aan de spiegel was het groot feest. Ik weet niet of mijn timing beter is geworden of dat het pure golfkracht was, maar diverse keren kon ik in het meezwemmen de druk op de mono vasthouden en schoot ik met een bellenbruisende boeggolf door het sop. Er dreef nogal wat schuim op de golven, dichtbij waar de golven zich brullend op de rotsen wierpen. De kunst is dan om achter het punt te komen waar ze omslaan, anders zit er zoveel bruis in het water dat je in de ondiepten geen hand voor ogen kunt zien. Ik denk dat ik een paar keer met een schuimpetje bovenkwam, net als de zeehond die ik drie jaar geleden fotografeerde in de Boothuis-baai.
Het is nu twee uur en nog steeds geen Dusty. Ik zeg dan wel tegen de mensen dat ze de wal niet op zal komen, dus dat ga ik nu maar zelf ter harte nemen.
Foto: Ulrike
Het leek wel alsof ze had liggen wachten tot ik het water in ging. We ontmoetten elkaar bij de boot. Na de nodige manoeuvres in het diepe donker leek ze genegen zich meer bij de spiegel op te houden. De plank waarmee een krat lege waterflessen aan de boot was gemonteerd, was murw geslagen door de golven en hing er nog maar met een vliegertouwtje aan. Ik trok de plank los en liet hem drijven. Even later bracht Dusty ‘m naar me toe. Ik gooide de plank een paar keer zo ver mogelijk weg en ze bracht ‘m steeds in perfect evenwicht balancerend op haar voorhoofd terug. Toen pakte ik de plank en hield hem voor mijn voorhoofd. Dusty lag aan mijn rechterkant en ik hield de plank vast met mijn linkerhand, alsof ik deze, net als zij, met enkel mijn voorhoofd voortduwde. Ik zag haar naar onder me duiken en met één groot oog naar boven kijken, naar waar ik het plankje met de hand vasthield. En in dat oog zag ik dat ze begreep dat ik haar probeerde te foppen. Het volgende moment blies ze een flinke luchtbel omhoog, die in mijn gezicht uiteenspatte.
Mijn maand kan niet meer stuk.