Gisteren heb ik mezelf getrakteerd met een holletje over de rotsen, evenals de twee dagen tevoren en vandaag. 8 jaar geleden was mijn rechterbeen bijna verlamd van de pijn. Ik ben toen aan mijn rug geopereerd en er is een cyste verwijderd tussen L4 en L5. Uren lang zitten achter de computer veroorzaakt een dergelijk soort pijn in mijn beide benen en daarom train ik ze op de rotsen.
Ik heb mijn dictafoon aan mijn sjaal gehaakt om deze zo dicht mogelijk bij mijn observaties te betrekken en om de microfoon te beschutten tegen de huilende wind. Onder volgt een uitstrooi van niet noodzakelijk samenhangende gedachten, die het belopen terrein illustreren.
Ik sluit de mogelijkheid niet uit, dat ik op het weitje dag en nacht in de gaten gehouden wordt door dolfijnen.
‘Potje met vet’ (gefloten oud schoolreis liedje).
Na het doorkruisen van de natte weide, langs de ruïne van de platte meiden, nader ik na grijs beschreiden, de oceaan van hoge zijde. Eerst veeg ik de zolen van mijn gympen droog op een absorberend plat rotsblok om geen vocht over te brengen naar eventueel glibberige oppervlakken.
Als je je over de rotsen beweegt, kun je handschoenen aandoen, hoewel het goed is er aan herinnerd te worden hoe scherp ze zijn, en hoe hard.
Twee dikke lagen terras liggen schuin tegenover elkaar onder een steile hoek en moeten bewandeld worden aan beide zijden, het evenwicht verzorgd door mijn gewicht in het midden.
Naar beneden gaan is zo veel moeilijker dan omhoog omdat ik mijn rug naar de rotsen heb gekeerd, verminderde aangrijping heb voor mijn handen en mijn ogen verder weg zijn van mijn voeten dan van mijn handen.
Lang leve de zeepok, want daar kun je voetvast op lopen.
De vloed komt nog steeds op, dus heb ik een bredere droge voeten zone nodig.
Ik klim op de troon steen, schuif op mijn zitbeen, helemaal alleen met mijn praatomaatje, mijn volledig al-verstaatje. Zou dolgraag deze steen tot een koninklijke zetel houwen.
Kan mijn handen niet te veel vertrouwen. Veel stenen hebben uitgespoelde holten die afgebroken zijn, waardoor kalkstenen doornen en randen, zo scherp als een mes, geen betrouwbaar houvast bieden. Daarom richt ik mijn aandacht op mijn voeten.
Gisteren heb ik een aangespoelde, half door boormosselen verslonden boomstam van een meter rechtop gezet tussen losse stenen. Het is een monument, gewijd aan een van mijn helden en een antiheld: John Lennon: ‘They are standing still’ (Number nine, White album) en Elton John: ‘I’m still standing’. Zijn noesten kijken alle kanten uit.
Ik vond een open plek tussen de opgeworpen horden terras puin. Een luwte uit de wind, meest vlak met een strandje zand in het midden. Een hoekende platrots om onder te schuilen bij geval van regen. Er heerst de wonderlijke sfeer van heilige grond, alleen voor engelen te betreden. Ik zou me zelfs niet verbazen als, wanneer ik een steen optil, een kanjer van een rotsblok langzaam opzij rolt om toegang te verschaffen tot een grottenstelsel dat ooit bewoond werd door de proto- historische mens.
Ik vind het versteende fossiel van een visje, verfijnd bewaard gebleven in uiterst detail. Volgende keer oppoetsen en een foto van maken.
Planten groeien onderwater die zich vast borduren op de stenen. Hun graftekens zijn overvloedig als witte stippen en streepjes, ingevreten door chemische stoffen. Ik wed op chloorwaterstof zuur, en een goede tweede voor lithium.
Verraderlijk land met braamstruik slingers, gras dat knie-diepten verhult en wiebelige losse stenen. Terug naar de vaste rots.
Wrong een drijver uit een rotskaak om hem er weer in terug te slaan. Op een mooie dag haal ik hem er weer uit, leg hem stil in een rotsspleet zodat ik een plaatselijk zitje heb.
15 meter naar beneden ruziet en knaagt de oceaan aan een vierkante inham, een misstap en ik overleef beneden niet.
Melodramatisch fluitconcert op de uiterste hoek voor de Golf van Bridie.
Op mijn gemakje terug langs de weg, waar ik een prehistorische plastic fles tot ontbinding zag overgaan.
Al deze oppers die klimmen voor niets!
Toen we nog speelden als eertijds,
toen deden we het in de tijdbrei.
We rockten en rollden tot we hyperboolden
Maar van dit komt nu niks meer op wijs vrij.
Dat dingetje tot besluit. Ik zou dit nog wel leuk kunnen gaan vinden ook. Nooit eerder zo gedaan, aantekeningen in overvloed, maar niet gewonnen uit alleenspraak.
Zover mijn seriewoordenaar (dank aan Rense Sinkgraven). Ga nu, drager van deze tijding en los mijn tong van dit apparaat.