Dolphin Address 14
2 april 2005
Van nature zoek ik weerstand, maar het moet mijn moeite wel waard zijn. De vorige zomer gebruikten Verena en ik de luwte van een rotsbrok, vaak in combinatie met een afzichtelijke, aangespoelde vissersbak van rood plastic om te koken of kampvuur te stoken. Dit voldeed niet bijzonder, maar omdat de windrichting hier nog al eens wisselt leek het de enige manier om de elementen te trotseren.
Ook dit jaar leek het een eeuwigheid te duren om theewater aan de kook te krijgen en ik voelde een drang om een meer permanente beschutting op te richten. De kop van de stenen muur die recht op de oceaan af loopt heeft al eeuwen een steun gegeven aan opgespoelde rotsblokken en meet ruwweg vijf meter in diameter en is tot twee meter hoog.
Als beeldhouwer heb ik altijd materiaal verwijderd totdat ik de vorm had die ik hebben wilde, dus het was niet moeilijk me voor te stellen wat er over zou blijven als ik het midden van deze ophoping van twee tot driehonderd kilo wegende brokken zou uitgraven. Ik bedacht dat wat ik er uit haalde ik weer kon gebruiken om de muur rondom me te verhogen en dat ik uiteindelijk de bodem zou bedekken met de platte, ronde stenen die zo overvloedig op het molenstrand, maar een meter of dertig verderop, lagen. Voor een gedeeltelijk dak kon ik de lange plank, die ik vorig jaar had gevonden, verzagen, maar eerst had ik die voor iets anders nodig.
In mijn werk als beeldhouwer heb ik een heleboel ervaring opgedaan in het omgaan met grote gewichten. Voornamelijk met een dommekracht die tot vijf ton kon tillen en met het hefboomprincipe. Dit keer moest ik het zonder dommekracht stellen, maar de vier meter lange plank kon me veel hefkracht geven als ik hem juist gebruikte. Spoedig kwam het allemaal weer naar boven, het principe, de variaties, de analyse, de truckjes, de problemen en de oplossingen. Eigenlijk is het een sport, waarin je je tegenstander, een dood gewicht dat drie keer zo zwaar is als jezelf en dat vaak in een onhandige positie ligt, te slim af moet zijn.
Om een voorbeeld te geven. Maximale hefkracht wordt bereikt aan het uiteinde van de hefboom. Als een rotsblok omhoog komt, moet er eerst een hulpsteun onder geplaatst worden, maar als je er dan naar toe loopt verlies je je hefkracht en het rotsblok valt terug op zijn oorspronkelijke plaats. Voor iemand anders is het dan een koud kunstje om er even een steen onder te schuiven, maar ik was alleen. Mijn oplossing was om een stukje van een ronde paal zodanig neer te leggen, dat het niet langer tegengehouden werd als ik het rotsblok ophief en er dus onderrolde en als steun diende. Het ging natuurlijk niet altijd volgens plan, maar je telt je zegeningen en als het niet lukt probeer je iets anders.
Zo zwoegde ik verscheidene dagen voort in mijn zelf opgelegde slavernij, totdat mijn onder- en bovenlichaam enkel door pijn met elkaar verbonden waren. Er moesten nog twee gigantische brokken uit, maar ik vreesde mezelf voor mijn leven kreupel te maken als ik mijn voornemen zou doorzetten. Ik heb niets tegen snelle oplossingen, maar langzame geven je meer tijd om na te denken.
Ik besloot dat ik klaar was voor de volgende fase en jutte de rotsen af voor touw. Na een uur van uit de war halen had ik ongeveer 30 meter bruikbare kabel. Dit bond ik nauwkeurig om een van de blokken en het andere eind ging door de sleepoog van mijn auto. Dit bleek grof, gewelddadig maar uitermate effectief.
Het nest moet nu nog geschoond worden van kleinere stenen en aangespoelde troep en dan ga ik de vloer leggen met die gladde ronde stenen en misschien de muur nog wat ophogen. Tenslotte komen de dakplanken en dan zet ik mijn gasbrander er neer en brouw mezelf in een ommezien een welverdiend kop thee.
Jan Ploeg, Fanore weitje, 2 april 2005
print versie