Dolphin Address 31
24 november 2004
De dichte druilregen op de voorruit wordt maar amper weggesluisd door de overwerkte wissers. De koplampen van tegenliggers gloeien in hun nimbussen en de bergen zijn gewikkeld in verzadigde nevels. Het is een trieste zondag.
Bij de luchtgoot even voor Black Head penseelt de wind half ronde fronsen op een onrustig oppervlak. De zee houdt ver voor de horizon op te bestaan. Zelfs de golven lijken vermoeid in hun eeuwige begroeting van het kalkgesteente.
Zou ik moeten glimlachen en denken aan voorbije dagen die gloeiden met hemelse inspiratie. Alles is tot aan de molecuul in grijs gehuld, de zon slechts een herinnering, alles wat overblijft is regen.
Gulzige waterloopjes vormen zich op de Green Road. We lopen met ze mee totdat ze samenvloeien in de berm van de Coast Road. Glibberend langs een erg modderig struikelpad kunnen we Ute zien. Zij moet veruit de meeste zwem uren hebben van Pollenawatch, zelfs meer dan de dolfijn.
Wat een opluchting om me in m'n wetsuit te hijsen. Ik voel me onkwetsbaar voor regen en wind en koud, koud water, maar niet voor de zwaartekracht. Om de een of andere reden heeft de herfst de algengroei op de rotsen versneld. Routes die 's zomers veilig waren zijn plotseling spekgladde en stille moordenaars geworden.
De getijdentabel had ons vloed beloofd. We kwamen maar iets later, zodat we simpel van de Vijverrots het water in konden. Ik hield mijn hoofd boven de vleugel en sprong plat vooruit, maar Verena dook met het hoofd tussen de armen en raakte daardoor haar masker kwijt. Het water was niet al te helder, maar ik dacht het masker spoedig terug te kunnen vinden. Daar het nergens op de plaats van verlies was, keek ik in de golfrichting. Die gingen recht naar het Draaigat en vloeiden opzij door de Scheur. Ik werd heen en weer gesmeten over de Head and Shoulders rots en zag niets dan belletjes.
Ook Dusty die meer lastig dan behulpzaam om me heen zwom bracht het masker niet terug.
Intussen had Ute het water verlaten en haar zwembrilletje minzaam aan Verena geleend. We zwommen uit, maar hoewel het water dieper werd, het werd niet helderder. Omdat het duiken naar de bodem weinig zin had verbleven we het meest aan de oppervlakte. Hier blies de wind de golven hoog op en na een tijdje kreeg ik dat meest gehate vertrouwde gevoel in mijn buik, dat ik kende als zeeziek. Ik wilde mezelf de Badkuip in laten spoelen, maar het afgaande water nam haar tijd voordat ik een kontje kreeg. Ook daarna voelde ik me van sierlijkheid verlaten met mijn voeten vast in de mono en mijn snorkel die een klaaglijk geluid maakte iedere keer als ik uitademde.
Toen wij er uit gingen, ging Ute er weer in. Ik had net mijn armen uit de mouwen van mijn pak getrokken, toen ik Ute met Dusty zag, Verena's masker om haar snuit. Ute nam het af en bewoog zich er mee naar de Vijverrots. Het werd pijlsnel duidelijk dat Dusty dit helemaal niet leuk vond. Ze ging op een zeer dreigende manier op het masker af en Ute liet haar wijselijk begaan. Dat was het laatste wat we van het masker zagen.
Jan Ploeg, Killohill, 24 november 2004
print versie