Deel 19
Een andere bewoner was Jim the Bricklayer, met een gouden hart, ook uit Engeland, en een taaie maat in de kopermijnen van Timna. Die maand werkten we daar via een koppelbaas. Op om vijf uur, dan samen haasten naar de busstop in Eilath. Zitten was voor de vaste krachten, wij hingen slaapdronken aan een lus, terwijl de bus 23 km lang meer naast dan over de weg scheurde.
Dan aan het werk, in elke hand een klem voor zes bakstenen. Deze moesten 25 m. bij een trap omhoog, waar een schoorsteen werd gebouwd. Een aantal was al klaar en in gebruik. Er kwam een fijne nevel van zwavel uit, waardoor we om de drie dagen nieuwe oude kleren aan moesten, milddadig verstrekt door de Company. En douchen natuurlijk, lang en grondig.
Een wonderlijk type en dorpsgenoot was Jim the Hermit. Volgens eigen zeldzaam zeggen was hij Gipsy, ongeveer 50 en zijn leven lang al on the road. Hij was klein van stuk, zeer gespierd, erg op zich zelf en altijd bezig met z'n outfit.
Dan had je Frank, Canadees en into booze, dus die ging elke avond Eilath in. En als wij, na een avond van blowen en zingen, verhalen vertellen en poëzie voordragen bij het kampvuur voor de teepee, net 'horizontal' waren gegaan, dan klonk in de verte een belletje en riep Frank: 'Candyman, candyman!'. En dan veerde iedereen weer op en deelde Frank de meegebrachte Halva, een zoet mengsel van gemalen Sesamzaad met honing, rond.
Tenslotte Lars, Zweed, rijk, want in het bezit van een oude VW kever, veel humor en zachtaardig sympathiek. We plaagden hem graag omdat hij de woorden ‘jam jar’ niet naar behoren uit kon spreken. Hij is de enige die ik later nog heb teruggezien toen hij me opzocht in Appingedam.
Voor de Teepee bij het vuur hing een emmer, waarin iedereen zijn voedselbijdrage deponeerde. Dat kon van alles zijn, het ging toch in een gat en daar was het donker. En als het niet genoeg leek, dan wachtten we tot vlak voor zonsondergang en pikten uien en tomaten van de kibboets.
Jan Ploeg
print versie