Deel 14
We woonden in barakken, een bed, een stoel en een kast, twee man per kamer. We aten gezamenlijk in een hele grote koepelvormige eetzaal met veel licht in het plafond en het eten was geweldig, vooral de salades en alles in overvloed. We werkten op het land en dat was zwaar. Het gebied rond de Dode Zee geldt als het laagste op aarde en vormt een kom in het omliggende gebergte met een niveau van 393 meter onder de zeespiegel. Meestal waaide het niet, maar soms werden we verrast door hevige valwinden, die in enkele minuten het werk van dagen konden vernielen. De zon scheen vrijwel altijd, zodat wij heel wat zweet over ons Aanschijn hebben voelen stromen.
Met een snoeischaar in de hand liepen wij met acht man achter een tractor, waarachter twee ca. vier meter lange verzamelgoten naar weerszijden uitstaken. Daarin gooiden we de geoogste aubergines. Op de tractor zat een Sabra, het Hebreeuwse woord voor iemand die in Israël geboren is, naar een inheemse cactus en terecht. Zo hadden ze er een handje van om de tractor geleidelijk sneller te laten rijden. Bovendien beperkten ze hun contacten met ons tot enkelvoudige kreten en schreeuwen.
Een ander werk dat ik veel gedaan heb was wel slim: we maakten broeikassen voor tomaten door ijzerdraad in bogen op rijen van tientallen meters in de grond te steken. Daar kwam dan een brede strip plastic overheen, dat werd verankerd door grond op de randen te gooien.
Zo waren we op een namiddag bezig met de kassen en hadden al een heel eind gedaan, toen er plotseling valwinden naar beneden kwamen, die vervaarlijk aan het plastic begonnen te rukken. Omdat dit alleen nog maar hier en daar met een kluit vastlag, spanden we ons extra in om het werk van die middag te redden. Totdat een van de 'tourists', die op een andere kibboets een 'Opan' (= school voor Hebreeuws) had gevolgd, geluiden en gebaren maakte van 'hou maar op'. Hij wees op de beide Sabra's die zich tegen een walletje hadden gevlijd en op hun dooie gemak onze inspanningen gadesloegen. Ze amuseerden zich kostelijk over onze inzet, maar staken geen hand uit. Die dag is er weliswaar niet meer gewerkt, maar de volgende moesten we helemaal opnieuw beginnen.
's Avonds was er kampvuur, met z'n allen er omheen en zingen. Later gingen de joints rond, soms kwamen ze van beide kanten tegelijk. Vaak was er een oudere man, een immigrant uit Rusland, die prachtige, melancholieke verhalen vertelde. Over het algemeen waren de oudere Joden, die van verre kwamen en veel hadden meegemaakt, echt aardige mensen.
Jan Ploeg
print versie