In een Zen koan wordt een monnik achterna gezeten door een tijger. Bij een afgrond kan hij zich nog net over de rand zwaaien, en grijpt zich vast aan een tak, de grommende tijger vlak boven hem, een peilloze diepte beneden. Dan, net binnen bereik, ziet hij een wilde aardbei. Oh, wat verrukkulluk sappig!
Dat is nog es een cliffhanger!
De eerste keer dat Dusty naar me toe kwam reikte ik naar haar en op de allerverlegenste manier halfrondde ze haar hele lichaam een dubbele vinger breedte om me heen. Een vleugje ‘en anders!’, toen vlijde ze zich in een sprankel van zonlicht en liet mijn vingers een ballet op nagelspitzen dansen. In tegenstelling tot mij, ik moet hard werken om mezelf naast haar te manoeuvreren. Niettegenstaande haar schijnbare gemak is ze altijd alert en reageert ze op het geringste. In haar wildernis is solitair zijn de veiligste keuze.
Mijn watervleugel is haar altijd tot zorg geweest in al onze zwemjaren. Ik heb een pakjesdrager elastiek geprobeerd, om m’n handen vrij te hebben zonder hem te verliezen. Maar toen zat hij ons allebei soms nog meer in de weg. Door daarom zorgvuldig de vleugel van haar weg te houden is ze er rustig en vertrouwd mee.
Ik heb niet alleen meer macht over de vleugel gekregen, Ik blijf subtiele manoeuvres ontdekken om mijn evenwicht te bewaren in het water. Zoals Dusty zich positioneert is vlekkeloos. Mijn benen worden bijeen gehouden door de monovin, die me verhindert ze te gebruiken met voetgangers intuïtie. Ook maakt de afwezigheid van zwaartekracht oriëntatie op vaste bodem vrijwel ontoereikend. En de weerstand van het water vertraagd reacties op onbalans aanzienlijk. Dan is de enige manier om iets meer houvast te creëren met de watervleugel.
Of eigenlijk het verschil tussen vloeiend, een platte beweging, en z’n mobiele weerstand bij het ‘blokkeren’, heeft langzaam de plaats ingenomen van intuitive interactie met mijn evenwicht. Het is berucht ingewikkeld om een gedetailleerde opsomming van driedimensionale bewegingen in actie te geven. Er zijn veel vanzelfsprekende omstandigheid manoeuvres voor een oneindig aantal doelen.
Sommige manoeuvres zijn eenvoudiger uit te leggen. Zoals wanner ik naar beneden wil duw ik mezelf eerst op van een platte vleugel, kantel hem en gebruik de zwaartekracht die ik oproep door mijn lichaam deels boven water te duwen om me een zet naar onder te geven.
Of, als ik rond mijn as wil draaien, door beurtelings schuin te heffen en duwen met het leidende deel, alsof zijdelings gravend.
Als ik Dusty aan het koezen ben ligt ze niet stil. Hoewel ze langzaam beweegt moet ik haar wel bijhouden. Mijn ene hand krabbelt haar, terwijl de andere de vleugel vasthoudt. Met die hand moet ik de vleugel bij Dusty weghouden en tezelfdertijd mijn evenwicht ten opzichte van haar lichaam bewaren. Meestal houd ik de vleugel in het midden vast, maar soms ook aan een tip, zo ver mogelijk weg van Dusty, en duw en trek mezelf tegen de weerstand die ik kan scheppen door hem loodrecht op de nodige beweging te houden, of hem te laten vloeien naar een positie waar ik een verdere duw of trek van nodig heb.
En weer blijkt de watervleugel ongekende mogelijkheden te hebben. Niet alleen bijna verdubbeld de afzet-balans met de monovin de aandrijving, zijn veelzijdigheid opent een oneindige vloot van manoeuvres om je aanwezigheid in het water te vervolmaken.