Van af de 'end of the pier' zie ik een surfer bij Crab Island onderuit gaan in een donderende zucht van uitzinnig schuim, dat boven de zilverblauwe oceaan torent.
De door schroeven kaalgejakkerde bodem is scherp belijnd door uitgesleten scheuren. Ik meen een platvis langs te zien wapperen, maar het is enkel het lichtspel op een gladde golving.
Geen dolfijn meer bij Doolin om me af te leiden van alle andere schoonheden die naar de achtergrond vervagen bij haar aanwezigheid. Dusty is verkast naar Inisheer, het eerste van de Aran Islands, een veerbootreis en een sjouwklus verderop.
Het is halftij en uitzonderlijk helder. Zo'n kadootje om in doorkijkwater te zwemmen. Waar de diepte geen sprong in het donker is, een wat sinistere reis naar het eind van je adem, maar een vleugelslag weg van een wereld vol wonderen, des te betoverender door de ademgrens, gedreven door de kracht van het hier en nu. Het is een ruimtelijke uitnodiging, een welkom tot waar je maar wilt zweven in een gewichtloze wereld.
De spinkrabben zijn weer op pad en klauwen zich voort onder het wuivende wier, zo zie je me, zo zie je me niet. Ik neem er eentje op, breng haar naar de spiegel om beter te bekijken. Het pantser lijkt op een prehistorisch harnas, gebeeldhouwd om de eeuwen te doorstaan. Voorzichtig zet ik haar weer op de bodem.
Vanaf de spiegel lijken het lottoballetjes, losjes verstrooid op de bodem. Met een diepe duik breng ik er eentje naar boven. De stille stekels van een handbal zee-egel wisselen van patroon bij elke wijziging van zichthoek. Met zorg draag ik haar terug naar de bedding.
Vanaf de Donkey steek ik in zo'n vijf minuten over naar Crab Island. Dat is een blinde zwem, zelfs bij het helderste water zie je geen bodem. Maar daarom ook een pure zwem, met veel klapkracht en vleugelhoek. Ik kijk driedubbel uit voor ferry’s en ander watertuig: bij het begin, een eindje op pad en als ik ongerust word. En bij hoge golven kijk ik nog veel dubbelder uit. Als ik ze hoor zijn ze ernstig dichtbij. Bij raceboten steek ik de watervleugel half omhoog.
Op de noordhoek van Crab Island rust ik even uit van de overtocht. Dan gooi ik me in de rollercoasters die me onstuimig over getande ondiepten sleuren. Ook in deze rodeo van witte paarden is het zaak niet aan de grond te raken. Onder me geselen door zonlicht goudgetinte kelp-riemen de rand van een afgrond, draaien terug om hun wortels, vouwen, treuzelen en nemen vlucht.
Als ik een spelonk in zwem dansen subtiel gesponnen eindloos lange draden van nanobelletjes, kolkend in wisselende wentelingen me als lichtende, luchtige slingers tegemoet. Vluchtige mini-maalstroomsels.
Graag maak ik een gezellige champagne- opstijging te midden van honderden van mijn adembelletjes. Doordat ze steeds meer licht vangen, komen ze feestelijk tot een happy end. Soms zijn er grotere, afgeplat en spiegelende UFO's tussen met een krans van satellietbubbeltjes, die zich delen of door drukafname exploderen.
Vissen in alle maten zwaaien ongehaast hun vinstralen, maar zijn altijd klaar voor een verschrikte spurt. Ze hangen in een onaardse afwezigheid van gewicht, dalen vloeiend, gaan schuchter omhoog. Ze komen graag samen boven zilverzandige woestijntjes en maken deze tot een oase van leven, omzoomd door een wenkend schuilingsoord.
Zo diep als mijn durf om de honger te stillen van mijn speurende ogen. Een zeekomkommer in exotisch kleed doet raden naar 't uiteindelijke hoofd. Een moeraal glipt door vervormende wieren. Een patrouillerende hondshaai zet haar slanke staart af tegen haar spiedende kop.
Een vloot zandalen kwispelt haar formidabele aanwezigheid in mijn vooronder. Het lijkt op een volksverhuizing, maar ik denk dat ze enkel op weg hier vandaan zijn. Als ik een inval doe in hun gelederen stuiven ze in clubjes uiteen in een tijdelijke diaspora.
Dan hangt er plots iets aan mijn snorkel, een touw dat van een vangboei komt en nog niet van zins is af te dalen. Ik blijf het ophouden tot het bijna recht naar onder gaat. Een diepe teug en ik jaag het na, de diepte tegemoet. Klaren, zwemmen, klaren, zwemmen tot de volgende oorpijn. Ik zie het vage vierkant van een kreeftenval. Buit eruit. Mijn alarm gaat af, omhoog nu. Ver boven me glinstert de zilveren deken.
Ik sla de vleugel naar beneden voor een quick start, keer haar verticaal en breng haar onderweg weer hoog. Schoonslag door het volle water, krommende krachten rondom mijn stroomlijn, geen bel die me bijhoudt, nog een laatste vleugelslag, snorkel uit de mond, want geen lucht meer om haar leeg te blazen. Hijgend kom ik weer bij in mijn eigen bubbelbad.
Weer een touw, maar uit een ander tijdsbestek. Deze meert een boei, donker van zonverschraalde begroeiing en zwaar bebaard onder water met generaties fijndradig wier, zo zacht als het schaamhaar van een maagdmeermin.
De deining bij de Zuidpunt is verheven en wordt in overvloed besurfd. Ik word door een waterberg opgetild en zie het lijnrecht breken in een helderblauwe roller. Als het er op aankomt voelt het alsof ik veel sterker naar een golf toe gezogen word dan dat ik andersom geduwd word. Ook is het een gemakje met de stroom mee, maar verrassend vloeiend om je ligging te behouden tegen een golf in. Toch moet ik echt vechten om tegen de golven in naar de Zuidpunt te komen en kom ik terug in een scheet, alsof ik door een wormgat zwem.
De oversteek naar Doolin Point is een beetje langdradig. Ik verlies de zandbodem vrijwel niet uit het oog en bereik gewoonlijk voordat ik 't verwacht het monotone woud van dichte wieren.
Bij de pier ligt een veerboot aangemeerd. Ik check en zie passagiers de boot verlaten. Veilig dus. Achter de boot word ik naar buiten gebruist door het schroefwater en vlieg als een schaatser door de buitenbocht om daarop weer rond gezogen te worden door de binnenbocht. Volle kracht naar bakboord nu want rechtdoor ligt het gehaktspoor.
Als een zeemeerman zijdelings op de slipway, met kromverkleumde, dove vingers pel ik mijn hielbanden af. Met de watervleugel rechtop houd ik me onder het traditionele schelden op de zwaartekracht zorgvuldig staande op de met wier begroeide plekken, die inderdaad de slip op de weg leggen. Mijn voeten danken de anonieme vandaal voor het laten liggen van mijn nat-schoenen. Een laatste zeul naar de bus en dan ten slotte mijn après-nage koffie-dans warm-up.