Ik zit op de roestige paddestoel waar de veerboten aan afmeren en mijn gedachten drijven op de woedende draaikolken beneden aan de pier van Doolin. Waar is ze heen, waar is ze nu? Het laatste wat ik van haar hoorde is drie weken geleden, een opwindend telefoontje.
'Ik was met Dusty vandaag en dik dat ze is! Ze is definitief in verwachting, ik zag het kalf bewegen in haar buik!'. En plotseling legde de puzzel zich die me beduusde sinds de moeilijkheden van deze zomer. Daarom was ze uit d'r hum, sloeg ze met haar staart rond en ramde ze zelfs een paar mensen het ziekenhuis in.
Maar dit plotselinge begrijpen nam niet de pijn weg, de machteloze woede over de sensatie-hongerige aandacht van de media. Want ruimschoots tien jaren heeft ze haar goedwillendheid geschonken aan duizenden toegewijden, gemoedsrust gebracht, blijdschap en verbazing.
Enkel verdonkerd door het beruchte voorval van de Duitse fotograaf die een opdonder kreeg toen haar pal in het oog flitste. Daar werden we tot acht jaar lang geregeld aan herinnerd. En nu dit. Ze zal nooit de wereldwijde Angst van zich kunnen afschudden die het 'vriendelijke' wegnam van de dolfijn en het 'wilde' zou achterlaten in zijn slechtst denkbare oordeel.
Iedereen prees altijd haar intelligentie, haar denken dat slimmer was dan ons allen als we eenmaal in het water lagen. Maar nu ze haar eigen opvatting toonde die zo loodrecht stond op onze sentimentele verwachtingen, verdween haar edelmoedige imago, haar zachte gulheid. Haar schoon- en sierlijkheid maakten plaats voor onze diepste angsten. En het water werd een vijandige omgeving die je kansloos maakte tegenover de grillen en de wispeltuur van een woedend roofdier.
Er was een overvloed aan verontschuldigingen, die alle voortkwamen uit de filosofie dat men de dolfijn moest respecteren, zich moest gedragen als een gast in haar thuis, het aan haar moest overlaten om in contact te treden. In plaats daarvan klommen mensen over haar heen, probeerden zich aan haar rugvin vast te houden omdat ze dachten dat ze het leuk zou vinden om een baantje met ze te trekken. Een wanidee, geïnspireerd door haar ongelukkige soortgenoten die in dolfinariums hiertoe gedwongen worden op straffe van geen eten of eenzame opsluiting. Er circuleerden verhalen van kinderen die bommetje op haar speelden, zelfs van idioten die probeerden om cider, zelfs zand in haar blaasgat te gooien. Maar al deze vrijspraken redden haar niet van de noemers agressief en gevaarlijk.
We dachten allemaal dat ze ons nodig had. 'Omdat ze altijd alleen is'. Slechts enkelen van ons kenden de waarheid. Wij zijn een bonus in haar volle agenda. Het enige wat ze nodig had, was om te geven. Met ons de weelde van haar liefde en aandacht te delen. Wij benoemden onszelf tot edelmoedig, begrijpend, overdadig in affectie en verwachtten haar dankbaarheid. We waren ons nauwelijks bewust van de rijkdom die ze ons verleende. Pas nu ze weg is staan we hier met lege handen. No woman, no cry? Mijn tranen vervagen de verte.
Crab Island, het toevluchtsoord voor dwalende ogen, door haar eenzame ontoegankelijkheid weer een heilig eiland, gooit de deining op in verblindend wit. Een symbool van een verloren liefde, overnieuw onbereikbaar, een vlek van belofte in een lege oceaan.
'Where is my woman, can I bring her home? Have I driven her away, is she gone?
I grow weary of the torment, can there be no peace?
And I find myself just wishing that my life would simply cease'. ('Deja vu', Stephen Stills, '4+20').
Maar dan ook, in een zucht naar lucht, ze is ergens daarginder. Zou ze echt haar kalfje zogen, haar toekomst, haar nieuwe liefde? En misschien, heel misschien, komt ze terug om haar meest kostbare darling te delen, en zich weer te openen als een vriendelijke milde dolfijn...