Vanmorgen, ik sta op uit de bus en zie daar een torenende golf aankomen, helemaal voor mij alleen! Ik bedenk me niet, ren de voetstukrots op (waar de boei weer es van afgewaaid is), en moedig het instormende water aan met een breed, opzwepend gebaar, zoals een rockstar zijn fans. Op datzelfde moment wieken twee zeemeeuwen op in de stormwind. Dat is nog es opstaan!
Geroerd laat ik mijn ogen aanspoelen. De deining begint met een frons die dieper en donkerder wordt. Dan klimt hij en wordt lichter. De haastende top wordt tot glas geblazen, van flessengroen tot hemelsblauw, en de 'offshore' scheurt de kanten rand eraf. Vlak voor de omslag kan ik nog net en dan net niet meer een glimp van er onder opvangen. Het heeft iets van de erotease van een opwaaiende zomerjurk. Voor mij als man dan.
Een meisje zou zich kunnen voorstellen dat de golven op haar toestormen als op dansles vroeger bij 'Heren, vraagt u een dame'.
En als de golf zich tot bruis heeft gestort, dartelen de belletjes in blije groepjes door, alsof zojuist de school is uitgegaan. Soms komt daarna een grote broer, die ze weer opzuigt tot schuimschrift op zijn steigerende wand. Maar al dit water heeft zijn eigen halt.
Omdat de rotsen in terrassen de zee inlopen, hebben de randen het het hevigst te verduren. En die tonen zich als een front van gerammeide wachters. Zij vangen niet alleen de golven op, maar ook de stenen, de blokken en soms zelfs tonnen zware afgebroken stukken plaat, die er in woedende stormen keer op keer weer op gebeukt worden. En dat de golven niet alleen bezorgen, maar ook ophalen blijkt uit het mysterie van de verdwenen troonrots. Jarenlang een der opvallendste kustcontouren vanuit het weitje, talloze malen op gezeten, golven likkend naar mijn voeten, een vertrouwde vriend van minstens vijf ton: na de novemberstorm spoorloos verdwenen!
Hoeveel energie de golven ook aandragen, wat aanspoelt, spoelt ook altijd weer terug.
En het is niet zo, dat de golven altijd onder rechte hoeken op de kust afkomen en ook weer zo terug trekken.
Daar is de deining vanuit de Atlantische Oceaan en ook de wind, die de invalshoek bepalen waaronder een golf op een terrasrand breekt. Hoe schuiner een golf de rand raakt, des te heftiger spoelt hij erlangs. Zo'n 'schietgolf' werpt zijn water op in zijn verlengde.
Maar langs de waterkant liggen de platen niet waterpas, maar in een lange, schuine stapel, van kop tot kop een ruwe vijftig meter. Het opgeworpen water stroomt eerst aan de binnenrand weer naar beneden en pas daar, waar het nog overstroomd wordt, weer terug. Meestal wordt het dan wild begroet door ongeremde binnenkomers en danst het juichend hoog. Heel dankbaar om een foto van te maken, vooral wanneer het opgelicht wordt door de ondergaande zon.
Of ze nu rumoeren bij kaap Koeiekop of fluisteren tussen de steenwielen en de zee-egelverwering, de golven hebben elkaar altijd wel wat te vertellen. Ze willen er natuurlijk het liefst bij gaan liggen, maar als er maar eentje niet meedoet, komt de rest ook in opstand.
Ik hoor ze alleen niet, als ik ze niet hoor. Het is als ademhalen, je merkt het pas als er geen lucht is. De golven zijn als armen van de zwaartekracht. Ze dragen me als ik zwem, maar ook als ik droom vormen ze een hangmat van vertrouwd geluid.