Meestal pas ik mijn natuurbespiegelingen in paradijselijke bewoordingen. Ik probeer de lezer te vervoeren tot mijn Belvedère en schilder mijn waarnemingen. Soms echter val ik ten prooi aan mijn eigen blijdschap en zit er niet veel anders op dan het vege lijf te redden.
De dag begon met een spiegelgladde zee, bevlekt met respectievelijk een charterboot met hengelaars, een rib met lieden die het op Dusty hadden voorzien en een rib met een paar hengelaars die voorzichtig dicht bij de kust manoeuvreerden om niet de woede van de grote vis op te wekken. Tot mijn niet geringe genoegen zag ik dat Dusty slechts marginaal aandacht schonk aan beide ribs en dat de charterboot-hengelaars kennelijk Dusty's concurrentie vreesden, want al spoedig vertrokken ze richting horizon.
Het was ongemeen warm en mijn besluit was gemakkelijk genomen: Dusty toe. Omdat ze er al een heel eind op had zitten leek het me een goed idee om wederom vanaf Bridie te vertrekken. Ik verliet een stel romantisch kijvende meeuwen en schraapte de bus door de groengetoefde bramenkrastakken van Funny Lane.
Terwijl ik me omkleedde, wakkerde de wind een beetje aan, maar de golfjes droegen een vriendelijke glimlach. Toen ik afdaalde naar het baaitje zag ik echter dat er een deining stond die zich pas vlak voor de rotsen verhief. Bij laag water is er een vreedzaam zandstrandje bij 'Bridie's Corner', maar het was halftij en de meeste grote stenen waren al onder water. De deining brulde behoorlijk wat zand op, zodat de keien nauwelijks te zien waren. Omdat het zand daartussen er veelal uitgezogen werd door de golfslag was het een blinde gang over struikelkeien en in verstapgaten. Ik lag languit heen en weer te spoelen voor ik er erg in had en moest de watervleugel loslaten. Die bleef wel drijven maar de mono zinkt en eist dus een absoluut houvast. Maar na een korte worsteling, masker geleegd en snorkel weer omhoog gedraaid, was ik het gewoel ontzwommen.
Maar welk een pijnlijke verrassing. Ik had erop gerekend dat de voorgaande dagen de aflandige wind het water tot kristalkwaliteit had geblazen. Maar het was stoffig en de confetti benam me vrijwel het zicht. Je moet er af en toe wel wat voor overhebben, dus zette ik koers naar Pollenawatch. Het leek al iets dichterbij dan de vorige keer, maar ook daar veel vermalen wier, maar geen Dusty.
Foto: Kevin Byrne
Het en ik hadden weinig zin om rond te hangen, dus keerde ik weerom, ditmaal met veelvuldige recreatieve, niet-dolfijngerichte duiken op een wat vage bodem met heftig flapperende wierriemen. Na mijn turbulente tewaterlating had ik er even zorgelijk aan gedacht dat ik er straks ook weer uit moest. Maar dat zette ik van me af, daardoor laat jje zwemplezier nou eenmaal niet vergallen. Nu echter begon dit langzamerhand actueel te worden, zeker omdat ik onderweg overal waterbergen zag verrijzen die hoog spattend op de rotsen dreunden.
Toen ik bij 'Bridie's Corner' aankwam, werd me al gauw duidelijk dat het er niet in zat hier uit te komen. De binnenkomende golven braken op de zijkanten en stormden vandaar met vereende kracht naar de uitstap. Deze razernij zou me ieder voetvast ontnemen en ik zou machteloos over de keien worden gesleurd en langs de doornige rotsen geraspt. Daar kwam nog bij dat ik de mono uit zou moeten doen. Maar niet alleen die kon ik verliezen, de watervleugel zou ik in dit woeste water ook niet eventjes terug kunnen halen.
Boven zag ik de bus staan en wenste hartgrondig om veilig thuis te zijn, een acute aanval van buswee. Ik ging op zoek naar een zekerder uitstap. Een vooruitstekende punt sneed het water naar weerszijden en leek ervóór een rustpunt te behouden. Ik bleef een paar minuten hangen om me van de betrouwbaarheid te overtuigen. Maar net toen ik mezelf probeerde wijs te maken dat dit een redelijk alternatief leek, rees uit het niets een waterberg die mij op de bezeepokte tanden zou hebben gesmeten in een poging eruit te komen.
Wat nu, zei Pichegru. Hoog tijd voor een besuisd besluit. Aangezien mijn leven niet in razend snelle beelden door mijn geest flitste, wist ik dat het allemaal goed zou komen en allen die van dit angstaanjagende relaas genieten nu ook. Want ik ken de rotskust hier zoals mijn tong mijn kiezen kent en laat die bij de slipway (boothellinkje) nu al jaaren geleden getrokken zijn! Ik ben dus gewoon een stukje teruggezwommen naar de slipway en heb me daar zonder noemenswaardige moeite uit de greep van het woedende water bevrijd.
Nu wachtte er echter een minder gevaarlijk, maar minstens zo gruwelijk probleem. Op duiksokken over de weg naar Bridie was uitgesloten. Dit was mijn op een na laatste paar winterse dubbelsokken en die wilde ik per se niet stuklopen. Op blote voeten dan maar.
Het was me eigenlijk nog nooit opgevallen hoe grof het grind was dat voor de weg is gebruikt. Deze kreeg een heel ander aanzicht nu ik haar met mijn voetzolen ervoer. Deze indruk was nogal pijnlijk en de berm was slechts hier en daar getooid met zachter gras. In een helder moment besloot ik op de vlakkere middenstreep van de weg te gaan lopen. Dat leverde zeker vijftig meter op. Daarna mocht men weer inhalen en werden het eilandjes in een zee van pijn.
Ik was nog een meter of zestig van de bus af en mijn pijn ten einde. Met de ergste voet in de berm en de andere krimpend van de pijn stond ik radeloos aan de kant van de weg. Help!
Maar natuurlijk, had dat eerder gezegd. Een auto stopte, het waren Kevin en Veronica. Gaat het, Jan. Nou, nee. En voor ik er erg in had, werden mijn voeten door de fluweelzachte zolen van een paar Asics verlost van het wrede wegdek. Wel een half maatje te klein, maar mijn voeten waren toch al gekrompen van de pijn.
En zo ben ik eraan herinnerd hoe verlicht de uitvinding van de schoen is. En dat, voordat jje IN je wetsuit worstelt, jje beter eerst kunt overtuigen of je ook weer UIT het water kunt komen.