Een vrij opvallend kenmerk van de dolfijn is het op en neer bewegen van de staart. Dit wordt bevorderd door de vorm van de staartstok, die smal is en daardoor beperkte weerstand ondervindt. Om de kracht te herbergen die de staart aandrijft, zijn de spieren als het ware in de hoogte 'gestapeld'. De dolfijn gebruikt het zijwaartse effect van de flanken als stuurvlak samen met de beweeglijke navigatie van de borstvinnen.
Tijdens het zwemmen dragen de borstvinnen nauwelijks bij aan de voorwaartse beweging. Dit in tegenstelling tot de drijfkracht die ik produceer door het duwen, kantelen en heffen van de watervleugel. Maar daar ik mijn benen niet zijwaarts kan buigen is sturen in het horizontale vlak beperkt tot de vleugel.
Trouwens, het oppervlak van mijn beide benen ondervindt veel weerstand bij het op en neer bewegen. Ik heb mogelijkheden overwogen om dit te verminderen door:
- een verticaal vlak tussen mijn benen aan te brengen, omhuld door een 'broek' met één broekspijp,
- door de voetstukken van de mono boven elkaar te plaatsen of
- door mijn rechtervoet in het linkervoetstuk en vice versa te plaatsen.
Al deze variaties zijn log, te moeizaam en onbeholpen, maar niet verkeerd om te weten.
Naast de voortbeweging samen met de mono, gebruik ik de vleugel dus ook om te sturen. Terwijl ik haar duw, kantel en hef, wend ik de vleugel zijwaarts en beweeg haar tegelijkertijd onder een hoek die me afbuigt in de richting van het lagere uiteinde. Zoals je als kind ‘vliegtuigje’ speelde.
Daar Dusty de gewoonte heeft om van achteren te naderen of, op diepte, vanuit de meest onwaarschijnlijke en onbevroede hoeken, draai ik vaak rond mijn eigen verticale as om haar te vinden. Ook stijg ik vaak op in een spiraal, aangezien ze dan ook boven of onder me kan zijn.
Om rond mijn eigen verticale as te draaien houd ik de vleugel met de ene hand in het midden en de andere nabij het uiteinde. Hierdoor kan ik hefboom uitoefenen op de vleugel voor het duwen en heffen en zo mezelf ronddraaien.
Dit is een goede manier om kennis te maken met de magie van een watervleugel en het werkt al met een plankje (±120x12x3cm), vooral wanneer de voorrand gerond is en de oppervlakken spits toelopen naar de achterrand.
Het manoeuvreren doe ik door de stuwvlakken van de mono en de vleugel te combineren tot stuurvlakken. Dit doe ik om Dusty's manoeuvres bij te kunnen houden en voor andere abrupte wijzigingen in mijn zwemrichting. Met deze relatief grote stuurvlakken ontdek ik steeds weer nieuwe manoeuvres onder de bezieling van de dolfijn. Als zwemexpert herkent ze mijn mogelijkheden en stelt me graag voor nieuwe uitdagingen. Deze zijn veelal moeilijk te beschrijven omdat ze zich binnen het verbale incognito van de derde dimensie bevinden.
Binnen water heeft iedere beweging ook een tegenresultaat. Denk aan een schip, dat niet enkel vooruit gaat, maar dat tegelijkertijd ook water naar achteren duwt. Daar ik zelf niet in een vaste positie verkeer, kan ik de vleugel van mijn lichaam afduwen of mijn lichaam van de vleugel af onder verschillende vleugelhoeken, resulterend in vele verschillende bewegingen. Er zijn echter een aantal specifieke manoeuvres die gemakkelijker zijn voor te stellen.
Als ik me bij het horizontale zwemmen op mijn rug wil draaien, laat ik de vleugel in haar glijvlak en draai me aan mijn handen om.
Als Dusty naast me zwemt, houd ik één hand aan het uiteinde van de vleugel om haar niet te doen schrikken. Soms zwemt ze zo dichterbij dat ik met de vleugel parallel aan mijn lichaam zwem.
Als ik een poosje op de bodem wil blijven en er is daar niets om me aan vast te houden, dan zet ik de vleugel met de achterrand in het zand, schuin naar me toe en veranker mezelf door er tegen te zwemmen.
Een andere manier om mezelf beneden te houden aan de vleugel is door deze in een scheur te steken en dan klem te draaien.
Om terug te draaien op mijn richting zet ik de vleugel verticaal en trek mezelf rond haar weerstand, als aan een paal.
Behalve de vleugel voor de voortgang te gebruiken kan ze ook als rem dienen. Dit kan hard nodig zijn wanneer ik me laat opspoelen bij de schuine platen. Zo voorkom ik niet alleen een heftige landing, ik draai zo ook mijn lichaam af naar veiliger diepten.
Als ik met de golven mee zwem, kan ik de energie van dezelfde golf twee keer gebruiken. Eerst door me ertegen af te zetten met de mono, dan, als ze me bijna heeft ingehaald, door de vleugel erin te zetten.
Er zijn twee basisvormen om naar diepte te duiken. Vanuit snelheid, naar beneden sturend, hoofdzakelijk aangedreven door de mono en door mezelf aan de vleugel naar beneden te trekken. De eerste manier spreekt voor zich. Met de tweede techniek begin ik met de vleugel in voorwaarts gestrekte handen vast te houden. Dan zwaai ik, nog steeds met gestrekte armen, de vleugel naar achteren tot voorbij onder me. Hierbij houd ik de vleugel met de achterrand (dan voor) een beetje omhoog, zodat ik mijn hoofd en schouders enigszins optil. Dan zwaai ik de vleugel voorwaarts onder bijna dezelfde, iets sterkere hoek en, met behulp van het extra gewicht van het tillen, trek ik mezelf naar beneden door met de vleugel naar voren te scheppen.
Soms wil Dusty worden geaaid of gepoetst met zeewier. Dat brengt ze me dan, maar vaker laat ze het achter op mijn zwemroute en is mijn gezicht plots met zeewier gedrapeerd. Ze speelt graag 'pak me dan, als je kan' door zich te bewegen tussen de grens van mijn reiken en de rek van mijn raken. Dan duw ik me dichterbij door de vleugel op en neer te bewegen met mijn andere hand.
Behalve nieuwsgierig en speels vindt Dusty het ook leuk om te verrassen en uit te dagen. Mensen mogen maar al te graag de intelligentie van de dolfijn ophemelen en deze vervolgens negeren of eenvoudig niet herkennen. Lange tijd heb ik gedacht dat de 'fly-by’s' die ze me vaak geeft lukraak en zonder bijzondere betekenis waren. Maar als je uitgaat van het inzicht dat ze even slim is als jezelf bent en bovendien het voordeel heeft van mariene expertise, dan zou je kunnen gaan begrijpen dat ze niks 'zomaar' doet, maar dat ze met reden tot de kleinste dingen leeft.