In Nederland heb ik dertig jaar lang op een grote boerderij gewoond. Vele maandagavondjaren heeft een kleine, max vijfpersonengroep, met mijn gereedschap geworkshopt in vaak tropisch hardhout: 'De Houtclub'. Ik vroeg daar geen geld voor. In plaats daarvan vroeg ik hun om, als ze bijvoorbeeld een boomstam in een weitje zagen liggen, mij dat te melden. Voor hen was zulks een uitstekende gelegenheid om op hun beurt mij van dienst te zijn. Tips en adviezen over de meest uiteenlopende zaken kwamen binnen. Dit was veel meer waard dan wat voor geld te koop was. Een enkele uitgeknipte advertentie bijvoorbeeld, leidde binnen veertien dagen tot de verkoop van een vijf meter lange potvis in eikenhout, waar ik slechts halverwege in gevorderd was.
Mensen die gemotiveerd worden door loyaliteit kunnen samen wonderen verrichten. Concurrerende krachten werken dan allemaal in dezelfde richting in plaats van tegen elkaar in.
Iets dergelijks heeft zich voorgedaan bij de inrichting van mijn expositie. Oorlogen met de digitale apparatuur zijn gevoerd en uiteindelijk gewonnen, ideeën voor presentatie werden heen en weer geworpen door de stafleden van de Courthouse Gallery en maakten het tot een virtuele dolfijntempel. En op de avond van de opening namen tientallen bezoekers deel aan het feest van de dolfijn.
Zoals altijd na het volbrengen van een intensieve tijdspanne overviel me het plotseling wegvallen van spanning. Dagen, gevuld met het genoegen bezoekers rond te voeren begonnen in kringen van herhaling te vallen en voor een tijdlang inspireerden woorden niet tot betekenis. Mijn troost, echter, sluimerde in de ongelooflijke meer dan honderd foto's die ik maakte slechts een paar dagen voor de opening. Ook deze tonen Dusty gehuld in de gouden breking van zonlicht met oneindig variërende schakeringen die nog subtieler de schoonheid van de dolfijn verhogen. Het geluk glimlacht inderdaad.
Intussen draait bij White Strand het zomercircus op volle toeren. Steeds meer boten eigenen zich de vervoering van Dusty toe, lokken haar ver weg van de zwemmers en draaien haar door in stompzinnige rondjes. Ze flaneren vooral hebzucht en geven een belabberd voorbeeld aan kinderen. De dolfijn mag dan het beste in mensen teweeg brengen, maar helaas ook het slechtste. Verstikkende herinneringen aan het Dingle drama dringen zich op.
En boven dit alles hangt de arrogantie van een badkamerolifant, die sinister haar filosofie samenvat op haar nummerbord: ME (ik). De vraag, 'wat kun je nog te weten komen van een dode walvis' om de wetenschappelijke drogreden voor het uitmoorden van walvissen aan de kaak te stellen, vertaalt zich naar White Strand als 'wat valt er nog te leren over een dolfijn vanuit een boot'.
Iemand had twee flessen aan elkaar geknoopt met een stukje touw. Dusty vindt het prachtig als ze ver worden weggeworpen zodat zij ze kan apporteren. Niet mijn favoriete spelletje en lichtelijk beschamend om een wezen met zo'n originele intelligentie zich te zien verlagen tot een slaafs herhalingsritueel. Het zij zo. Ik kan het verste gooien door het touwtje midden tussen beide flessen vast te houden, ze boven water daaraan rond te draaien en de centrifugale kracht te benutten voor het wegslingeren. Als ik ze in de rondte draai volgt Dusty ze met haar ogen en als ik ze laat gaan zwemt ze meteen in dezelfde richting. Kennelijk kan ze boven water kijken van onder de spiegel. Dit lijkt misschien geen openbaring totdat je het zelf van daaruit probeert. Dan zul je zien dat je boven water enkel dat kunt zien wat recht boven je is en dat iedere afwijking daarvan weg kaatst tegen de wiegende weerspiegelingen van de ondervlakte. Ergo, Dusty heeft een behoorlijk breder gezichtsvermogen dan wij.
Om me nog een veronderstelling verder te wagen. Het komt nogal es voor, dat er voordat ik het water in ga, geen spoor van haar te bekennen is, maar als ik erin ga, dan is ze plotsklaps daar, alsof ze me opwachtte. Het lijkt erop dat ze van onderwater het bovenwatergebeuren in de gaten kan houden. Maar om over een afstand te kijken moet de zichtlijn wel afkaatsen tegen het ondervlak omdat de hoek van inval te klein wordt om er door te dringen. Vandaar dat je zou kunnen veronderstellen dat ze de buiging van het licht door een golf gebruikt om haar blik te richten.
Ook wanneer zo'n veronderstelling niet door hard bewijs kan worden ondersteund is ze heel wat inspirerender teneinde de geest van een dolfijn te verkennen dan de 'research' die onze gemotoriseerde 'dolphinologiste' beweert uit te oefenen vanuit een rondvaartboot.
Ik blijf het wangedrag met boten kritisch volgen. This ain't over till the fat lady sinks.
Misschien zal enkel voor een poosje de Courthouse Gallery recht doen aan de geest van de dolfijn, een rustpunt zijn waar verbeelding gewichtloos is, een dukdalf om je verdriet aan te meren. En tot de zelf-benoemde bewakers die menen er goed aan te doen door sancties voor te staan tegen het zwemmen met dolfijnen kan ik enkel zeggen: 'Weer liever de ego-trippers door de boten te verbieden'.