De handvatten gaan eraf. Daardoor ligt de vleugel te dichtbij, is ze uit balans met de mono en vangen ze ook te veel weerstand.
Als ik wakker word, ben ik op White Strand en het begint met de gebruikelijke smoesjes. Eerst moet ik natuurlijk theewater opbakken, dan een boterhammetje (een half mes Nutella in mijn mond, een flinke hap broterham en een iets te hete slok thee en dan malen), dan een beetje werken op de pjoetr en wie weet...
En daar is ze maar zo, en nog een keer. Dan slaat de koorts bij mij toe. Kleren uit, natte (nog steeds!) zwembroek aan, altijd het koudst. Ik heb al een halve vijfliterfles Heilig water klaarstaan. Conditioner erin, even goed rammelen en dan in mijn pak gieten, dan glijdt ie beter aan. Oh, dat olfactorische geheugen, de geur van conditioner haalt Dusty al uit de coulissen. Heb ik alles? en dan met mijn spullen onder de arm naar de stenen uitloper. Die is nog gladder dan vorig jaar. Op de aanhoudende uitstoot van afvalwater tieren de algen welig. Met handsteun langs het rots-piertje, heel erg uitkijken waar je loopt want overal zijn struikelstenen en blinde kuilen. Dan het veilige zand en al spoedig door water gewiegd, in de armen van de zwaartekracht.
Mijn tenen doen zo zeer, vannacht al, dat is beslist weer een aanval van wintertenen en dan ook nog onder druk van de mono. Straks maar weer in de Arnica zetten. Het water is verrassend helder, metertje of vijf zicht. Maar geen Dusty die me opwacht en niet erg ook, want ik moet toch eerst een beetje de vleugel uitproberen. Bovendien ligt er een troostrijk onder water. Rechts bij de kant langs tot de hoek en oversteken naar de andere kant.
Het zwemt zwaar op z'n bultrugs. 't Gaat redelijk snel, maar het kan beter, veel beter zelfs. Een slag terug naar de tekentafel. De handvatten blijken een wensredenering. Lengte in water kan voordeel opleveren, dus misschien werkt het andersom wel, dus met handvatten aan de achterkant. Als mijn multiceps dat maar kunnen trekken. Ik zal erom plannen.
Ik heb er een klein uur in gelegen en wat de vleugel betreft, weet ik genoeg. De temperatuur van het water valt me enorm mee en het beetje wind dat er staat is zacht en mild.
En plotsklaps is ze daar, achter me uiteraard en hoe lang alweer? Ik piep allemaal opgewonden kreetjes door m'n snorkel en zij blijft maar kijken naar die maffe vleugel. Zo van 'Wat leuk dat je er weer bent en wat heb jij daar nou weer voor moois, altijd wat bizonders, hè, ben je daar de winter mee doorgekomen, dus je hebt wel aan me gedacht, ziet er heftig uit hoor, laat es een stukje zwemmen zien'. En dan ben ik in een keer weer vol in mijn kracht. Ze gaat onder me zwemmen en pas als ik echt moe word, haalt ze me in. En maar kijken, hè.
De vleugel vereist wel een nieuwe etiquette. Ze is veel breder, 2,23 meter tegen 1,38, en ik moet extra voorzichtig manoeuvreren om haar er niet mee te raken. Als je verder niks uitzonderlijks hebt, krijg je vrij veel flybys, maar nu nauwelijks. Ze blijft maar rondhangen en bekijkt de vleugel vanuit alle hoeken. Toch krijg ik ook wel het gevoel dat ze blij is mij weer te zien. Ook daar is ze erg goed in. Van die opvrolijkers waardoor je de rest van de dag met een glimlach in je ziel loopt.
We gaan zo nog een halfuurtje door en niet alleen omdat ik doodmoe ben, maar ook om het kouduiveltje niet te verzoeken, ga ik eruit. Als vanouds zwemt ze mee tot kniediep en daar is het dan altijd weer moeilijk afscheid nemen. Na de nodige talmrondjes dan toch maar even de laatste streel. Anders zwemt ze bijna altijd de baai uit, de verte in, maar nu blijft ze hangen, nog steeds in kniediep. Dat begroot me dan zo dat ik zo wel weer het water in kan rennen. Gelukkig gaat er een jongen vlak na mij het water in, heeft ze toch nog weer gezelschap.
Zo en nu als de wiedeweerga met de vleugel aan de gang.