Dolphin Address 33
Als ik aan mensen uitleg dat ik in mijn bus woon, reageren ze vaak met ontzetting en mededogen. Ik heb daar wel begrip voor. De kunst om te bestaan op zes vierkante meter is niet iedereen gegeven. Ik heb daar geen enkele moeite mee. Vroeger heb ik 12 jaar alleen gewoond in een boerderij met 15 vertrekken. De laatste vijf jaren was ik niet meer actief in het beeldhouwen. Ik had mijn rug kapotgewerkt en bracht mijn tijd veelal schrijvend door. Dan zat ik aan de tafel in de woonkamer en was mijn wereld niet veel groter dan wat ik onder armbereik had. Dat is nu niet anders, maar wel met het grote verschil dat de hele wereld in beginsel mijn achtertuin is, want ik ben mobiel.
Ik betaal geen huur, mijn bus heeft een uitstekende verwarming en ik heb drie met dons gevulde slaapzakken waarin of onder ik met gemak temperaturen onder het nulpunt heb doorstaan. Mijn benodigdheden heb ik teruggebracht tot hun essentie, zodat ik alles bij de hand heb. Dingen waar ik niet voortdurend verlet om heb, liggen bij Willem onder het bed, bij Robin in het schuurtje, bij Sarah in de paardenschuur en dan ligt er ook nog wat op de zolder bij mijn dochter en haar vriend in Groningen. Water haal ik sinds kort in vijfliterflessen uit een heilige bron en poepen doe ik op de rotsen of, bij slecht weer, op een stoel met als zitting een multiplex bril die ik op de maat van de emmer eronder heb gemaakt en die in mijn keukenhol staat.
Als ik niet in het water lig, zit ik veel achter mijn pjoetr te schrijven of foto’s en video’s te bewerken. Ik kan op het weitje mijn breedbandantenne op het dak van de bus zetten en zo praat ik met de hele wereld. Niks kluizenaar eenzaam op een nat weiland, dus. Als de zon schijnt, is het buiten prachtig en geniet ik met volle teugen van de natuur en bij rotweer trek ik dat kleine wereldje om me heen waarin mijn geest geen grenzen kent.
Als ik niet in of bij de bus ben staat-ie op slot. Altijd, ook voor een enkele minuut. Daar heb ik een vaste gewoonte van gemaakt, zodat ik daar geen zorgen over hoef te hebben.
In de bus kent alles z’n vaste plaats, zodat ik geen tijd hoef te verdoen met zoeken en alles eigenlijk voortdurend klaar ligt voor gebruik.
Je kent dat wel als je met vakantie kampeert. Eerst is het even wennen om op je knieën te leven, maar weldra heb je allerlei foefjes ontwikkeld om overal bij te kunnen komen. Kun je nagaan hoe ik me door mijn bus beweeg na vier jaar permanente bewoning!
Om een voorbeeld te noemen: ik heb snelbinders bovenlangs mijn ramen. Daar hang ik ‘s nachts mijn handdoeken over te drogen en tegelijkertijd functioneren deze als gordijnen. Vriendinnen willen altijd de handdoek vanuit de voorkant over de snelbinder hangen, terwijl het veel gemakkelijker is om ze achterlangs door te trekken naar de juiste hanglengte. Bovendien om ze op breedte uit te schuiven hoef ik er niet vlak voor te gaan zitten. Ik pak gewoon de snelbinder met de handdoek eroverheen plooiend, trek het geheel naar me toe, verdeel de handdoek over de breedte en laat hem dan weer los en hij hangt zoals ik hem hebben wil.
Zo heb ik ook bijvoorbeeld drie aangespoelde visbakken onder mijn bed. In de verste liggen mijn reserve pjoetr, twee external harddrives (een van 80 en een van 500 gigabyte) en andere computer benodigdheden die ik niet dagelijks gebruik. Daaraan zit een touw waarmee ik deze bak naar buiten kan trekken. Daarvoor ligt een bak met allerlei gereedschap die dus eerst naar buiten komt als ik aan het touw trek en daarvoor ligt mijn bak met etenswaren. Het lijkt misschien alsof ik deze nooit gebruik, omdat de uien er wortel hebben geschoten, maar dat ligt aan mijn respect voor de natuur.
En dan mijn zwemspullen. Er zitten drie watervleugels achter de stoelen in mijn serre (als ik rijd mijn ‘cockpit’), de mono die ik in gebruik heb, zit achter de lambrisering boven mijn werkblad en twee andere zitten achter mijn reservematras dat rechtop achter me met snelbinders tegen de wand wordt gehouden. Mijn natpak, zwembroek, sokken, snorkel en masker bewaar ik in de waterdichte Ortlieb-tas die ik van Kicks kreeg en mijn loodgordel ligt in een uitsparing achter opzij van mijn ‘living’. Boven mijn werkblad heb ik twee halve buizen scharnierend en met elastiek verend opgehangen zodat allerhande benodigdheden er tijdens het rijden niet uit vliegen. Aan de achterdeuren hangen twee halve tentschorten met bijdehandse zakken, zoals voor koffie, suiker en chocopoeder en ééntje waar mijn mok in past, zodat deze niet over de pjoetr kan morsen. Sinds kort heb ik ook een onvolprezen eenpitsgasstelletje, ook van Kicks, zodat ik ’s morgens koffie kan zetten (en twee thermosflessen mee vullen voor meer koffie, vooral als ik uit het water kom) en ’s avonds geen koude soep meer hoef te eten. Het stelletje gaat in een koffertje en dat past precies onder mijn bed naast de etensbak. En zo kan ik nog wel even doorgaan.
Het ligt niet in mijn aard om je jaloers te maken, maar nu kun je in ieder geval zorgeloos kennis nemen van mijn bestaan.