Dolphin Address 18
01 juli 2006
Op goed geluk dat dit niet verkeerd wordt verstaan: 'Als je van je fouten leert, kun je er niet genoeg maken'. Sterker nog, je kunt situaties opzoeken waarvan je wel kunt nagaan dat het een keer fout gaat. En dan goed opletten!
Na de proefvaart (
DA 16) de daaruit voortvloeiende verbetering: 2 latten van 1 meter 80 elk onder een hoek van 45° op de boot achter op de frame vleugeltjes, vast met een slotschroef en een platring, ja en een moer. Zo vast dat ze nog zijn te scharnieren. Op de uiteinden aan de binnenkant twee x 2 inkepingen van 90°. De hoekjes zijn gelijke diep en zo breed als de cola dop. Die met 2 schroefjes daar in vast, het ronde vliesje er weer over en dan gewoon de fles eraan schroeven. Samen 8 liter.
Na de proefvaart (
DA 16) wilde ik de boot beproeven. Het was mooi en lekker warm weer. Ik reed onder het ontbijt van een pakje wafel dunne hammetjes en daarna een scheerbeurt. Spaart tijd, hoe meditatief scheren ook kan zijn. Maar ik had haast want het was al bijna twee uur en de tijd vliegt als je haar voor wilt blijven.
Het ging gesmeerd tot een kilometer voor de boothuisbaai. Daar stond een gemeente autootje de potholes dicht te teren en dat leek niet op te schieten. Om te draaien moest ik wel een kilometer achteruit rijden. Tering!
Net toen ik wou denken ‘In Nederland zetten ze tenminste een ‘man at work’ bord bij de weg’ traden de drie vullers terug en sukkelde het autootje met een lief klein gangetje naar de volgend inhaal gelegenheid, enkel om mij langs te laten. Da’s lang geleden...
De boel in het water in elkaar geschroefd. Eerst alleen met de peddel. Het is geen kano hoor, veel te traag voor langere reizen. Misschien toch een steventje onder bouwen, want nu vangt de hele onderkant waterweerstand.
Binnen in de baai was het water vrij rustig. Mijn colaflessen vingen wat touwwier, vangpunten afvlakken, en ik merkte dat ik sneller ging toen ik de drijverlatten naar binnen scharnierde door voor de slotschroef de lat naar buiten te duwen. Ze vangen toch aardig wat water, omronden en uitspitsen, evenzo voor het frame. Door het baaitje ging op loopsnelheid, maar eenmaal buiten de spring- en duikrots kreeg ik de volle laag tot over de meter hoog. De boot dook er perfect doorheen. Bij ‘Two bottle island’ ging het behoorlijk te keer. Het was even doorzetten, zwemmend ging ik mezelf voorbij, en bij het eilandje heb ik de lijzij genomen en ben er achterlangs gepeddeld. Bergen water kropen bij de oever op en zo dichtbij als ik durfde surfde ik op de schietgolven langs de rotsen.
Omdat ik snel en ongehinderd wil kunnen ontstappen heb ik een behoorlijk groot stuk uit de achterkant van het tonnetje gehaald. Daardoor maakte ik veel hekwater en net voorbij het eilandje zat ik in een ton vol water. Maar ik zonk niet! Hoe klinkt de ‘Jantanic’! Ijsbergen kom ik enkel tegen in mijn cola.
Het ging best zwaar met zo’n volle bak. Daarom legde ik aan, kroop de kant op en gooide de ton leeg. Baaiwaarts verder, maar vlak achter de spring- en duikrots moest ik al weer hozen. Ik zet dan de drijfarmen haaks op de boot en til hem vanuit de punt omhoog. Zo heb ik voldoende hefboom om het water eruit te laten lopen.
De volgende fase was het uitproberen of de mono beter door het water spoorde. Tja, maar daar was het dan ook wel mee gezegd. Albert zou zeggen: ‘Iets kan nooit niets worden, maar ook niet meer dan iets.’ Het is een ouwe dweil en dat blijft het.
Ik was bovendien in paddy mode, en in een Guinnes book of records mood. Zou ik de eerste mens kunnen zijn die met een combi van afval, een huishoudelijk artikel en een wegkegel het vloedkanaal zou bedwingen? De ene na de andere huizenhoge golf stormde op me af met hoog opspattend oeverwater. Ik strandde in voorzichtigheid en draaide terug. Bats, bootje vol.
Nou had ik vorig herfst zo'n mooie foto gemaakt van een mooi vlak pierebadje vlakbij, waar beurtelings water in spoelde en dan weer er uit. Daar dus even de boot leeggegooid.
Dat hadden ze nou net niet moeten doen. Als een ploegbeeld van wilskracht roeide ik me het vloedkanaal weer in. Iedere golf zoog me tegemoet, de boot dook er door en dan kreeg ik het even moeilijk, maar in 5 minuten was ik er door. Tonnere, daar scheen de zon weer!
Nu weerom. Ik maakte m'n rug zo breed mogelijk om het hekwater te keren. Schortje van rubber maken. Maar toen kwamen er een stuk of wat zevende golven achter mekaar en de boot liep instant vol. Ik heb nog geprobeerd om de kant op te klimmen maar geen kans. Omdat ik m'n pak niet over de zeepokken uit wou raspen heb ik de boot onderste boven gekeerd en even hoog getild om er weer wat lucht in te krijgen en zo heb ik ons terug laten spoelen met wat corrigerende zwembewegingen.
Terug in het baaitje bleek dat het teiltje het niet overleefd had en de schroeven in de boegspriet hadden het ook niet gehouden. Ik heb het stoffelijk overschot aan het punttouwtje langs de kant door het stinkwater gesleept. Bij de rotskade hielp een vriendlijke Ier me de boel voorzichtig uit het water te tillen. Hij vatte de situatie kernachtig samen: ‘You’re nuts’, waarop ik klungelig op mezelf wees en met zwaar nederlands accent zei: ‘ Me, I’m Dutch.’ Hoofdschuddend grinnikte hij naar de pub. Misschien wacht ik toch nog even voor ik er ‘Dutchy’ op schilder.
Jan Ploeg, WWR&DC, Fanore, 1 juli 2006
print versie