8-13 mei 2002
Het wonen ìn mijn auto is een ervaring die in een vergaand ruimtelijk contrast staat met het landschap daarbuiten. Ooit demonstreerde ik op TV-Noord met een sprongetje, dat voor mensen, in tegenstelling tot dolfijnen, de derde dimensie niet was weggelegd. Hoe ondiep was mijn inzicht.
Vanaf Keith's erf, op 120 meter boven de spiegel, vleugelen mijn ogen langs alles wat zich tussen berg & dal bevindt. De verten spied ik met de snelheid van het licht en mijn geest volgt met duizelingwekkende capriolen. Verdwenen is mijn jaloezie jegens de vogels. Ik placht hun triomferen over zwaartekracht zo vaak te volgen langs het zwerk, maar struikelde even vaak over een schoorsteen, een schutting of een opgeschoten struik. Hier verzanden mijn ogen pas in een vaag, zo ver, dat mijn blik er in berust.
Hoe meer dan haaks hierop staat het wonen in mijn auto. De ruimte die me dient wordt eer beperkt door de verhoudingen tussen verschillen van gebruik, dan door het absolute volume. Neem nou mijn slaapzak. Deze neemt verschillende gestalten aan: 's Nachts slaap ik er onder. Als ik op bed zit te computeren, steunt ie in m'n rug. Als ik het bed opklap om te koken, zit ie in de weg en gooi ik hem vòòr in de cabine, die, bij stilstand, een algemene overslagfunctie heeft. Maar als ik ga rijden, dan berg ik hem op, achter het opgeklapte bed.
Natuurlijk zijn er ook dingen, die enkel twee gestalten aannemen: een opberg-, en een gebruiksfunctie, zoals mijn wok. Deze ligt in ruste in de schuin naar binnen oplopende zijberging (zodat ik aan tafel nog wel m'n voeten kwijt kan). Maar als mijn tafelblad naar beneden is, kan ik niet meer bij de berging. En als ik die omhoog wil klappen en mijn laptop staat er op, dan moet ik die eerst ergens kwijt. Als ik 'm in mijn legerkistkluis wil opbergen, moet ik eerst mijn tas er af halen en waar zet ik die dan weer neer.
Het is woekeren met ruimte en tot mijn verbaasde vreugde weet ik steeds weer nieuwe oplossingen te vinden om dit soort kettingreacties te doorbreken. Als ik het verlengstuk van mijn bed vast kan schroeven, hoef ik hem niet alleen steeds weer moeizaam in te schuiven achter de stuurstoel, maar ik heb er ook nog een opklaptafeltje bij gekregen. En dan mijn ketel, die is alleen maar met hoger ruimtelijk inzicht naast mijn duikfles te hangen.
Het heeft even geduurd, maar het kunstje om, 35 jaar geleden, met gesloten ogen in 9 seconden een Turkse puzzelring in elkaar te zetten, begint eindelijk vruchten af te werpen. Of het ooit goed komt weet ik niet, maar elke dag een beetje beter is heel goed voor de sfeer in de Ploeg.
Het weerzien van Dingle deed me onmiddellijk denken aan Vlieland. Ieder jaar vind daar een soort stoelendans plaats rond de pleisterplaatsen van de toeristen. Ook hier zie je de schier ongebreidelde expansie die snoezige pubs verandert in consumptiefabriekjes en doorgebroken promenaadjes met kunstmatig opgekweekte attracties, waarbij vooral de snelle hap en de sieraad & souvenirhandel de boventoon voeren. In een zijweggetje van Main Street kun je de Babi Pangang gewoon uit de Chinese muur halen. De onschuld voorbij en de prijzen drie maal over de kop. Men moet kenner zijn om hier nog iets van authenticiteit op te snuiven. Overigens moet ik ook zelf mijn hand in mijn gemoderniseerde boezem steken, want ik begin me af te vragen hoe ik hier vroeger zonder laptop de dagen doorbracht.
Ik heb het er maar druk mee. Ik mail heel wat af en ook voor
www.irishdolphins.com ben ik prettig actief. Check it out!
Koud aangekomen vroeg Keith me al mee naar een dansavond in het sjieke Skellighotel, waar ook een Egyptische band zou spelen. Mijn oren stonden er wel naar, maar mijn trommelvliezen zijn door het duiken zozeer uitgezakt, dat iedere vorm van conversatie een onbegonnen zaak wordt. Een paar avonden later vroeg Keith me mee naar de filmclub. Er speelde een 'whodonnit' die steeds komischer werd en verfrissend was zonder die eeuwige ondertitels.
Dindags had ik een afspraak met Susan Callahan. Ik was gewaarschuwd dat ze een 'tough cookie' was, maar ze was 'delighted' van mijn werk en vond het bij herhaling 'gorgeous'. Twee dagen later kwamen we overeen dat ik in de achtertuin van de galerie kan werken en vragen van klanten beantwoorden. Precies wat ik wou en ik hoefde er niet eens om te vragen. Ook vroeg ze of ik een soort Curriculum Vitae van de werkstukken wou schrijven ter instructie van het personeel en ter informatie van de klant. Daar ben ik nu al weer twee dagen enthousiast mee bezig. Er is maar zo weinig nodig om mij gelukkig te maken.
Ik heb nu twee keer bij Sladin gezwommen, maar Fungi is niks meer aan. Als er maar een luciferdoosje in het water drijft kijkt ie geen zwemmer meer aan. Meneer doet het enkel nog met boten. Ook de tweede keer met Keith, die hij toch heel goed kent (zie
Fungi's Diary op irishdolphins.com) liet hij volledig links liggen. Ook mijn splinternieuwe 5-4-3 mm dolphinskin kon hem niet bekoren. Mij trouwens wel, wat een supersuit. Hij mag dan een ietsje frisser zijn, ik kan met twee kilo lood toe, in plaats van de acht die ik bij mijn 7 mm om moet. Wel heb ik er een buik in, maar als ik doorga met 4 blikjes witte bonen in tomatensaus in vijf dagen en een paar boterhammen met schimmelkaas, dan valt die er binnenkort ook nog wel af.
Vlak voor ik naar Fanore vertrok, vrijdag 10 mei, bood Keith me een hoekje in zijn wilde tuin aan, als ik het tenminste zelf wil egaliseren. Daar kan ik dan waterpas op parkeren met schitterend uitzicht op hoe ik de auto ook neerzet. Mijn geluk ligt daar letterlijk in een nu nog hobbelig hoekje. De gel-accu die ik van Frits kreeg mag dan bij leven en welzijn een kanjer zijn geweest, nu wastie zo dood als een pier. Ik heb een nieuwe gekocht en kan nu met gerust hart computeren zonder steeds de auto op een hoge aanrol plek te hoeven parkeren. En ik maar denken dat het aan mij lag, want een gegeven accu laat je toch niet zo gauw op z'n bek gaan.
Inmiddels verblijf ik al weer drie dagen in Fanore. Om precies te zijn parkpeer ik in uitstekend gezelschap op een keienweide aan de rand van een Mars-achtig landschap dat 'the Burren' genoemd wordt. Het lijkt verstild met monumentale lava formaties en reusachtige, door de oceaan slordig opgehoeste brokken steen, maar in allerlei hoekjes en gaatjes bloeien tere bloemetjes die ontroerend contrasteren met de grimmigheid van de gebroken schollen. Een steenworp verder, onder mij, kolkt de grote Atlantische wasmachine. Volgens mijn kaart heet het hier 'Poulsallagh'. Hier heb ik alweer drie nachten geslapen en geschreven. Het is maar een kilometer of vier naar 'Callahanamoe'. Op 'irishdolphins.com' heet het 'Derreen', maar ik noem het 'Crumlin Dip' en dat is waar de dolfijn zwemt. Ik ken haar als 'Mara', maar om geen verwarring te zaaien ben ik haar ook maar 'Dusty' gaan noemen (naar de as van de nabij verstrooide zangeres Dusty Springfield).
Tot nu toe heb ik twee keer met Dusty gezwommen. De verslagen hiervan zijn in het Engels, omdat ze geplaatst zijn of gaan worden in 'The Dusty Diary' op irishdolphins.com.
Klik hier om 'The Dusty Diary' te lezen
Tot slot het volgende:
De regendruppels
op de voorruit
pikken het rood
van de motorkap op,
maar die wordt daar
niet minder rood van.
Jan Ploeg
print versie